9j
ondernemersoverschot (opbrengst minus
bedrijfseconomische kosten) en de be
drijfseconomische kosten. Uitgaande van
de rentabiliteit blijkt een vergelijking tus
sen jonge glastuinders enerzijds en alle
bedrijven met één ondernemer anderzijds
slechts een gering verschil te tonen. Zoals
uit tabel 1 blijkt, behaalden de jonge on
dernemers in de periode 1979-1982 een
gemiddelde rentabiliteit van -10%. Met
andere woorden: de opbrengsten waren
tien procent lager dan de bedrijfseconomi
sche kosten.
tabel 1
RENTABILITEIT OVER DE PERIODE
1979-1982 VOOR JONGE
GLASTUINDERS EN ALLE
GLASTUINBOUWBEDRIJVEN MET ÉÉN
ONDERNEMER
jonge één-
glastuinders ondernemers-
bedrijven
'79 -14 -10
'80 - 8 - 7
'81 - 8 - 6
'82 -11 -11
gem
79-82 -10 -9
Het gemiddelde voor alle bedrijven met
één ondernemer bedroeg in dezelfde pe
riode -9 In beide groepen wordt dus een
deel van de ingezette produktiefactoren
(eigen arbeid en eigen vermogen) onder de
door het LEI gehanteerde normen beloond.
Het verschil is echter klein, en dat hangt
mede samen met het feit dat het LEI zowel
voor eigen vermogen als over het vreemd
vermogen één tarief berekent voor de ren
tekosten. Zo speelt de wijze waarop een
bedrijf gefinancieerd wordt in het kengetal
van de rentabiliteit geen rol. Anders wordt
het, wanneer dezelfde vergelijking wordt
gemaakt uitgaande van de inkomenssitua
tie. Bij de berekening van het inkomen is
wel degelijk rekening gehouden met de
manier waarop het bedrijf gefinancierd is.
De zware renteverplichtingen van de jonge
glastuinders komen dan ook in deze verge
lijking duidelijk tot uitdrukking, zoals tabel
2 laat zien. Tussen jonge glastuinders aan
de ene kant en alle bedrijven met één on
dernemer aan de andere kant blijken grote
verschillen te bestaan in het besteedbaar
inkomen (totaal inkomen na aftrek sociale
premies en belastingen).
SPREIDING VAN HET BESTEEDBAAR
INKOMEN VOOR JONGE
GLASTUINDERS OVER 1982
negatief 21
0 - 15000 30
15000-45000 29
45 000 en meer 20
100
Met uitzondering van 1982 behaalden de
jonge glastuinders in de getoonde periode
een besteedbaar inkomen dat niet vol
doende was om alle bestedingen te dek
ken. In 1 979, 1 980 en 1 982 werd dan ook
flink ontspaard. Over de gehele periode
werd gemiddeld zo'n 15 000 gulden ont
spaard, terwijl dit voor alle bedrijven
'slechts' zo'n 4500 gulden bedroeg. Uit de
spreiding van het besteedbaar inkomen
over 1982 (tabel 3) blijkt duidelijk, dat
tabel 2
GEMIDDELD BESTEEDBAAR INKOMEN EN BESPARING (x 100) VAN DE JONGE
GLASTUINDER EN DE ÉÉNONDERNEMERSBEDRIJVEN OVER 1979-1982
jonge glastuinders
éénondernemersbedrijven
'79
'80
'81
'82
best. inkomen
10,7
31,1
45,9
30,1
besparingen
-26,3
-12,5
- 2,4
-23,5
best. inkomen
35,1
50,0
60,5
42,8
besparingen
-10,7
- 0,5
- 8,4
-1 5,3
gem.
29,5
-15,0
47.1
- 4.5