De financiële positie van jonge glastuinders Jaarlijks worden zo'n 2000 land- en tuinbouwbedrijven door jonge ondernemers van de oude garde overgenomen. In de meeste gevallen draagt vader het bedrijf over aan zijn zoon. Een zeer belangrijke stap voor alle partijen. De wijze waarop een overname gefinancierd wordt, is van grote betekenis voor de levensvatbaarheid van het bedrijf. Hoewel op het Landbouw- Economisch instituut (LEI) geen onderzoek wordt verricht naar de problematiek rond de overname, kan op basis van de aanwezige gegevens toch een beeld worden geschetst van de financiële positie van jonge boeren en tuinders gedurende de eerste fase van hun zelfstandig ondernemerschap. In dit artikel wordt de financiële positie van de jonge glastuinder belicht. In een volgend nummer van Rabobank zal nader worden ingegaan op de financiële positie van de jonge boer. Daarbij worden dan de verschillen tussen pacht en eigendom nader bekeken. Rentabiliteit n de jaren 1 976 tot 1 980 is in de glastuinbouw veel geïnvesteerd. Deze investeringsgolf ging gepaard met het aantrekken van veel vreemd vermogen. Hoewel de solvabiliteit - de verhouding tussen het eigen en het totaal vermogen - slechts in be perkte mate daalde, nam de absolute hoeveelheid vreemd vermogen op de be drijven fors toe. Dit betekende dat van de beschikbaar komende middelen een groter deel voor rente- en aflossingsplichten be stemd moest worden. In de daaropvolgende periode met tegen vallende opbrengsten en vaak sterk stij gende kosten (bijvoorbeeld van het aard- IM. de Groot Land bouw-Economisch Instituut afdeling Tuinbouw gas) betekende een en ander dat het inko men van de tuinders onder sterke druk kwam te staan en de liquiditeitspositie nij pend werd. In de ernstige gevallen biedt het opschui ven van rente- en/of aflossingsverplichtin gen nog enig soelaas. Tenminste, op korte termijn. Op langere termijn is een dergelij ke maatregel voor bedrijven met een zwak ke eigen-vermogenspositie niet voldoende om hun voortbestaan te verzekeren. In de glastuinbouw vormen de jonge, pas gestarte ondernemers een groep die met relatief veel vreemd vermogen werkt. Er is vaak weinig eigen geld. Voor de overname of koop van het bedrijf hebben ze vaak veel geld moeten lenen. In de beginfase van hun ondernemerschap moeten de jonge tuinders proberen zo snel mogelijk hun eigen-vermogenspositie te versterken. Dit kan onder andere door de bestedingen laag te houden en veel eigen arbeid te ver richten, zodat van het behaalde inkomen kan worden bespaard. Wanneer echter de resultaten tegenvallen, treden in plaats van besparingen ontsparingen op, waardoor het opbouwen van een sterke eigen-ver mogenspositie achterwege blijft. Voor het voortbestaan op langere termijn is het noodzakelijk dat juist deze jonge onderne mers een eigen vermogen kunnen opbou wen. In het vervolg wordt de financiële positie van de jonge, zelfstandige glastuinder, in de leeftijd van 23 tot en met 35 jaar, over de periode 1979-1982 belicht aan de hand van gegevens afkomstig van 'LEI mededelingen: Rentabiliteit en financie ring van de tuinbouw onder glas over de periode 1979-1982'. De winstgevendheid van de bedrijven wordt door het LEI gemeten met behulp van het kengetal van de rentabiliteit. Dat getal geeft de verhouding weer tussen het ^555^ - r-y»" -

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 11