duidelijk waarom de nota op een bepaalde
aanpak, die men een voorstel zou kunnen
noemen, uitloopt.
In eerste instantie meldden zich 14 sprekers
uit de vergadering, later kwamen er nog wel
een paar bij. Wordt zo'n CKV nu een soort
'Poolse Landdag', waar verwijten door de
zaal snijden en de redeneringen hemels
breed uiteen lopen? Geen sprake van. Iedere
spreker kreeg een aandachtig gehoor. Zelfs
applaus, toch niet ongebruikelijk in de CKV,
bleef deze keer achterwege. Alom werd be
seft, dat hier een belangrijke kwestie aan de
orde was, waarop wij als organisatie geza
menlijk een antwoord moeten vinden. Daar
om ook kreeg de nota van iedereen waarde
ring voor toon en inhoud. Die helpt je verder
met de discussie.
Wie meent, dat deze CKV al een besluit zou
opleveren, vergist zich. ledereen, in de zaal
en achter de groene tafel, wist datdat nu he
lemaal niet aan de orde was. Meningen, ja,
vaak sterk uiteenlopende zelfs, maar geen
pressie om hoe dan ook tot één en dezelfde
mening te komen. Dat is onze stijl niet. Je
luistert naar eikaars argumenten, standpun
ten of twijfels. Onze ervaring heeft uitgewe
zen, dat op die maniereen communis opinio
rijpt, die door allen wordt gedragen. Dat
vergt tijd. Het is een proces dat soms meer
dan een of twee CKV's kan vergen, met -
niet te vergeten - daartussenin dan ook tel
kens nog het beraad in de afzonderlijke
kringbijeenkomsten. A/s die laatste - ze
worden deze maand gehouden - het proces
op dezelfde manier laten voortschrijden als
in de CKV is gebeurd, dan loopt het heus wel
ergens op uit.
Waarop? Dat kan niemand nog zeggen.
Hoeft ook niet. Van Verschuer liet ook de
ruimte om van de nota af te wijken 'als
de organisatie dat zou blijken te willen'. Hij
vond, dat we met zijn allen tot dusver op de
goede weg zijn. Hij had er gerust bij mogen
zeggen, dat de CKV in ieder geval eenstem
migheid toonde doordat ze graag ons coöpe
ratieve karakter wilde benadrukken, op de
een of andere manier.
Zo'n praktijkvoorbeeld van wat ik
dan maar 'Rabocultuur' noem, kun je
ook op heel onverwachte plaatsen in
ons bedrijf tegenkomen. Zelfs in onze aan
pak van de automatisering. Ik denk, dat drs.
W. van Gelder, deskundige op automatise
ringsgebied van de Dienstenbond FNV, het
daarmee eens is. Hij was onlangs in Het Fi-
nancieele Dagblad aan het woord voor de
automatisering bij banken en de Rabobank
kreeg van hem opvallende aandacht. Naar
mijn indruk beslist niet in negatieve zin; Van
Gelder bleek van ons ook goed op de hoogte.
Zo hoort het ook. Zijn verzuchting, dat zijn
bond steeds achter de feiten aanloopt en
toch wel graag wil proberen enige greep op
de automatisering in de banksector te krij
gen, begrijpen wij. Het is een probleem,
waar wij zelf ook mee geworsteld hebben.
We hebben het aardig onder de knie gekre
gen, maar de voortgaande ontwikkeling
houdt je bezig: je komt er voorlopig niet mee
klaar.
Al jaren geleden, in ons blad is er herhaalde
lijk op gewezen, hebben wij ons zeer bewust
op het standpunt gesteld: die automatise
ring moet beheersbaar blijven, wij moeten
er greep op houden. Acht geven op alle
aspecten: de technische en de zakelijke,
maar ook de sociale, met name de mentali
teit en de werkgelegenheid van ons perso
neel. Daarom is door ons indertijd - dat be
gon al in 1977 - een automatiseringsplan
opgesteld, dat de hele organisatie, inclusief
het personeel, Het zien langs welke geleide
lijke wegen we naar een bepaald doel wil
den streven. Een plan in fasen. De termen
daarvan zijn allang huishoudwoorden bij
ons geworden: eerst de KTS-fase, dan de
KIK, vervolgens de RTN en ten slotte de
RTM-fase. Het eerste KTS-systeem, een gi
roterm inat, werd in 1980 bij een lokale
Rabobank geplaatst en inmiddels zijn we
zover dat een paar weken geleden een be
langrijk besluit genomen is voor de verdere
voortgang van de derde fase: een Rabobank
Terminal Netwerk, dat voor onze banken
z.g. real-time informatie mogelijk zal ma
ken. Daarna komt nog het Real- Time mute
ren aan de beurt.
Dat plan is er niet zomaar gekomen. Het is in
alle geledingen van onze organisatie door
gesproken. Met name is er voor gezorgd
dat de direct betrokkenen, dus het personeel
dat er mee moet werken, inzicht kregen in
wat er staat te gebeuren. Vooral in de KTS-
en de KIK-fasen was dat van groot belang.
Die begonnen immers bij de lokale banken
en hadden om zo te zeggen een direct so
ciaal zelfs psychologisch impact. In vergelij
king daarmee zijn de laatste twee fasen
meer technisch. Er zijn ook herhaaldelijk
speciale automatiseringsedities van 'In For
matie' verschenen, om van de veelheid van
opleidingsactiviteiten maar te zwijgen. Ik
geloof dan ook niet, dat het 'achter de feiten
aanlopen' op iemand in onze organisatie
van toepassing is. In ons geval ook niet op de
vakbonden, want ook met hen is het plan
besproken, terwijl natuurlijk ook de Onder
nemingsraad van Rabobank Nederland uit
voerig werd geraadpleegd.
Nu, achteraf, weten we dat dit auto
matiseringsplan geen echte schok
ken in het personeelsbestand heeft
gegeven. Bij de opening van ons nieuwe
hoofdkantoor aan de Croeselaan kon de
heer Lardinois zelfs aantonen, dat over een
langere periode gezien, vanaf eind 1974, de
automatisering bij de Rabo geleid heeft tot
een opvallende uitbreiding van werkgele
genheid.
Vijf jaar geleden, in 1979, was dat minder
duidelijk. We hadden dat automatiserings
plan en voelden, dat er iets bij moest komen.
Dat is prompt gebeurd. Op 29 augustus in
dat jaar aanvaardde de CKV een 'Beleids
plan ten behoeve van de sociale begeleiding
in de automatisering'. Dat was een greep,
om de toen veelszins onzekere toekomst in
de hand te krijgen en vooral om het perso
neel houvast te geven. 'Geen gedwongen
afvloeiing van het personeel' werd met
even zovele woorden uitdrukkelijk door de
hele organisatie als haar intentie vooropge
steld. Met wat er meer instond was het on
zerzijds een soort 'sociaal statuut' voor de
automatisering. Zo was het bedoeld en zo is
het door iedereen begrepen. Ik meen ook
door de vakbonden, want zij zijn er door ons
royaal over ingelicht. Vergeet ook niet, dat
de hele Rabobankorganisatie in al haar
geledingen, van Stuurgroep Automatisering
tot commissies en ondernemingsraden, er
bij betrokken was. Zo kwam er in 1979 dat
'sociaal statuutEr is door ons geen overdre
ven ophef over gemaakt, maar ondertussen
was de Rabo wel de allereerste die op
automatiseringsterrein met zoiets kwam.
Pas enkele jaren later zien we bij de CAO
een 'automatiseringsprotocol' verschijnen.
Ik zeg niet dat dat overbodig is, maar wat de
Rabo betreft is de strekking van dat protocol
al veelszins en helder(der) neergelegd in dat
sociale begeleidingsplan van 1979.
Het voert te ver om de centrale en decentrale
invloeden uiteen te zetten, die bij onze auto
matisering de toon aangeven. Ze zijn beide
aan te wijzen, maar ik geloof niet, dat de een
ten koste van de ander werkt. Ook dat is m. i.
een gevolg van onze structuur, en daarmee
van onze wijze van overleggen en omgaan
met elkaar, waardoor zowel centraal als lo
kaal naar hetzelfde doel kan worden toege
werkt. Geen tegenstelling tussen beide,
maar zorgen dat ze elk aan hun trekken ko
men en elkaar aanvullen. De heer Van Gel
der van de Dienstenbond heeft daar kenne
lijk oog voor en noemt de Rabo-aanpak zelfs
'ongelooflijk interessant'. 'Ze was er door
haar coöperatieve opzet toe gedwongen',
zegt hij. In zekere zin is dat zo, maar anders
dan men zou denken. Want die opzet erva
ren wij helemaal niet a/s een dwangbuis: hij
geeft ons alle ruimte voor eigen mogelijkhe
den. Wij kunnen niet anders, maar we wil
len ook niet anders.
JRH