Gebrekkige produktiviteit
Staatsaangelegenheid
Belangrijke rol nevenbedrijf
digd dat het aanbod van vlees in 1 984 met
1 5 procent zou dalen en in Polen, waar de
varkensstapel in de afgelopen jaren met 25
procent inkromp, het binnenlandse con
sumptieniveau volledig opgeofferd aan de
noodzaak tot verbetering van de betalings
balans en verlichting van de schuldenlast.
Nog steeds is circa 20 procent van de be
roepsbevolking in Oost-Europa en de Sov
jetunie werkzaam in de landbouw. De bij
drage van deze sector aan het nationale
produkt bedraagt ongeveer 1 5 procent. In
de Europese Gemeenschap (exclusief
Griekenland) is echter slechts 7 procent
van de beroepsbevolking werkzaam in de
agrarische sector. Deze bevat een bjjdrage
van 4 procent aan het nationale produkt.
De overheersende doelstelling in het Oost
blok is het bereiken van zelfvoorziening,
doch de meeste landen - met uitzon
dering van Hongarije en Bulgarije - zijn ver
van deze doelstelling verwijderd. Met
name de Sovjetunie zag zich in de jaren
zeventig genoodzaakt steeds meer agrari
sche produkten te importeren en ontpopte
zich tot de grootste graanimporteur ter
wereld. Ook het merendeel der Oosteuro-
pese landen werd geconfronteerd met een
steeds grotere invoerbehoefte aan agrari
sche produkten.
Er zijn echter nog volop mogelijkheden de
sterk gestegen invoerafhankelijkheid te
beperken. De gemiddelde oogstopbreng
sten liggen in het Oostblok (ver) achter bij
die welke in de Westerse industrielanden
worden gerealiseerd. De gemiddelde
graanopbrengst per hectare in de Sovjet
unie bedraagt nog geen derde van die van
Nederland of Frankrijk. Slechts Bulgarije
en Hongarije weten een met de Europese
Gemeenschap vergelijkbare opbrengst te
behalen. Hetzelfde kan worden gezegd
van de aardappeloogst, die in de Oostblok
landen nog niet de helft per hectare ople
vert in vergelijking met de oogst in Neder
land (zie tabel II).
Ook in de veeteeltsector ligt men in de
Oosteuropese landen en Rusland ver ach
ter bij het Westen. Zo bedraagt de melkgift
per koe in Roemenië nog geen 2000 liter
per jaar, terwijl de Oostduitse koe gemid
deld 3900 liter melk per jaar geeft. Ook
dat is nog aanmerkelijk minder dan de ge
middelde melkgift van 5000 liter van de
Nederlandse koe. Een Poolse hen legt
gemiddeld 126 eieren per jaar. Een Tsje
chische kip legt weliswaar 228 eieren per
jaar, maar wordt nog ruimschoots voorbij
gestreefd door de Nederlandse, die 260
eieren produceert. Met betrekking tot de
vleesproduktie blijven de Comeconlanden
eveneens achter. De ongunstige veevoe
derconversie speelt hierbij tevens een rol.
Het achterblijven van de agrarische pro-
duktie bij de vraag istemeerteleurstellend,
indien dit wordt afgezet tegen de aanzien
lijke investeringen die in de jaren zeventig
in de landbouw zijn gedaan. Vooral in
de Sovjetunie is sprake van een gering ren
dement, hetgeen vooral zijn oorzaken lijkt
te vinden in de wijze, waarop de produktie
is georganiseerd.
Met uitzondering van Polen is de landbouw
in Oost-Europa vooral een staatsaangele
genheid. In de Oostbloklanden zijn groot
schalige staatsboerderijen en collectieve
of coöperatieve bedrijven ontstaan. In Rus
land zijn ongeveer 26 000 kolchozen (col
lectieve boerderijen) en 21 000 sovchozen
(staatsboerderijen). Deze bedrijven heb
ben een enorme omvang, terwijl de werk
nemer slechts een klein deel van de totale
werkzaamheden uitoefent. De produktie-
plannen worden van hogerhand vastge
steld, waarbij de speelruimte van het be
drijf zeer beperkt is. De afstand tussen
chefs en ondergeschikten is groot en heeft
de betrokkenheid van de werknemer-boe
ren tot een minimum gereduceerd. Dit
heeft geleid tot een lage arbeidsmoraal,
terwijl de animo onder de jongeren om in
de landbouw te gaan werken zeer gering is.
In de overige landen is de landbouw op
soortgelijke wijze gestructureerd. Een be
langrijke rol is weggelegd voor de coöpera
tieve boerderijen. In Hongarije nemen de
1300 coöperatieve boerderijen circa 70
procent van de agrarische produktie voor
hun rekening. Een coöperatieve boerderij
in Hongarije heeft een omvang van onge
veer 4300 ha, een omvang die ook voor de
1100 coöperatieve akkerbouwbedrijven in
Oost-Duitsland als een optimale wordt
beschouwd. In de DDR waar akkerbouw en
veeteelt volledig van elkaar gescheiden zijn
houden 2900 coöperatieve boerderijen
zich met de veeteelt bezig. In dit land zijn
verscheidene melkbedrijven met een melk
veestapel van 2000 tot 6000 stuks. Zoals
gezegd vormt Polen een uitzondering in
het Oostblok. In Polen is nog driekwart van
de landbouw in particuliere handen. Wel is
in Polen van een versnipperde agrarische
sector sprake. De gemiddelde omvang van
de 2,8 miljoen boerenbedrijven bedraagt
slechts 5 hectare, terwijl de gemiddelde
veestapel uit 3 koeien bestaat.
De grootschaligheid van de landbouwbe
drijven lijkt niet bevorderlijk voor de doel
matigheid en produktiviteit van de land
bouwsector. Naast de bureaucratische be
drijfsvoering en lage arbeidsmoraal kampt
de agrarische sector ook met problemen
op het gebied van het machinepark, onvol
doende opslagcapaciteit en een gebrekki
ge infrastructuur. Op belangrijke momen
ten, zoals tijdens de oogsttijd, blijken vele
machines in de Sovjetunie defecten te ver
tonen, terwijl men bovendien een gebrek
heeft aan reserve-onderdelen. Naar schat
ting gaat 20 procent van de Russische
graanoogst verloren als gevolg van deze
problemen. Ook in de Oosteuropese lan
den wordt regelmatig gewag gemaakt van
buitensporige verliezen gedurende oogst,
transport en opslag. In Polen blijkt, dat par
ticulier eigendom op zich geen garantie is
I voor een doelmatige landbouw. De Poolse
agrarische sector is bijna geheel afhanke
lijk van de staat, zowel voor de aankoop
van goederen als de verkoop van haar pro
dukten. Bovendien wordt de genationali
seerde landbouw voorgetrokken door de
staat en kampt de particuliere sector met
een chronisch gebrek aan kapitaal- en
hulpgoederen.
Naast de grootschalige agrarische bedrij
ven speelt het particuliere nevenbedrijf een
kleine doch zeer belangrijke rol in de voed
selvoorziening. Het is niet voorbehouden
aan de boerenbevolking, maar is ook bij de
burgerij geliefd. De 'vrije-tijdsboer' ver
zorgt vooral het aanbod van de arbeidsin
tensieve agrarische produkten zoals
groenten en fruit. Ook de bijdrage in de
veeteeltsector is niet gering. In de Sovjet
unie is de bijdrage van het persoonlijke ne
venbedrijf in de vlees-, melk- en eierenpro-
duktie circa 30 procent. In de Oosteurope
se landen is deze bijdrage in het algemeen
iets groter. In Roemenië en Bulgarije wordt
ongeveer een kwart van de varkens en
twee vijfde van de kippen particulier ge
houden. Van de rundveestapel is in Roe
menië ongeveer 40 procent in privé-eigen-
dom, in Bulgarije ongeveer een derde.
Hongarije heeft altijd het meest openge
staan voor het belang van het persoonlijke
nevenbedrijf. Ruim een kwart van de rund
veestapel is in particulier bezit, evenals de
helft van de varkensstapel en driekwart van
alle kippen. Het private landbouwbedrijf
wordt vooral beoefend door leden van
coöperatieve boerderijen. Naast de 1 300
coöperatieve boerderijen worden circa
750 000 stukjes grond bewerkt door le
den van deze coöperaties. Elk lid van zo'n
coöperatie heeft recht op een stukje grond
van circa 1 hectare. De coöperatieve boer
derij voorziet haar leden van grond- en
hulpstoffen zoals zaaigoed, fok- en mest-
vee en kunstmest en verhuurt landbouw
machines en installaties. De leden kunnen
zelf bepalen, of zij de produkten verkopen
aan de coöperatie of afzetten op de vrije
markt. Niet alleen leden van coöperaties
bewerken stukjes grond in de vrije tijd, ook
gewone particulieren wenden hun stukjes
land of tuin aan voor de eigen voedselvoor
ziening of verkoop. In totaal worden op
deze wijze circa 1,5 miljoen percelen
grond voor de agrarische produktie aange
wend. Het Hongaarse landbouwbeleid is
het meest liberale in het Oostblok. Dit zal er
mede toe hebben bijgedragen dat de Hon
gaarse agrarische sector de meest doel
matige is van Oost-Europa. Hongarije is
bovendien een belangrijke exporteur van
agrarische produkten zoals vlees en fruit.
Gezien de Hongaarse landbouwsuccessen
proberen verscheidene Oostbloklanden
momenteel het landbouwsysteem in Hon
garije te imiteren. Het belang van de parti
culiere landbouw wordt steeds meer on
derkend. Bulgarije is Hongarije behoed
zaam gevolgd en stimuleert het particulie
re boerenbedrijf doordat, evenals in Hon-