Wob
Ook in onze statuten de
eigentijdse naam
Rabobank-brede bank
dam het nieuwe bedrijvencentrum 'Basis'
geopend. Hier is gekozen voor een formu
le, die drempelverlagend werkt in de rich
ting van startende ondernemers. Maar de
ondernemer moet wel zelf aanpakken. Fa
ciliteiten, die hij wil kan hij kostendekkend
krijgen. Overal zit een prijskaartje aan. Al
leen de manager, als vraagbaak en advi
seur, is gratis door de bank beschikbaar
gesteld. Of het experiment 'Basis' elders in
het land wordt nagevolgd, hangt af van
de plaatselijke mogelijkheden. Wel heeft
het concept Basis veel onderzoek en bege
leiding gevergd. Toen de eerste paal dan
ook de grond inging, was er in feite nauwe
lijks meer sprake van een experiment.
Deze constatering is het overdenken
waard, omdat het politieke streven de
werkloosheid te bestrijden - i.c. door met
een bedrijfsverzamelgebouw te beginnen
- niet altijd correspondeert met een eco
nomische behoefte.
Onze organisatie kiest inzake startende
ondernemers een duidelijke positie: geen
plaats nemen op de stoel van de onderne
mer, wél als servicestation dienst doen.
Daarom ook zijn wij van mening dat een
bank geen directe taak heeft in het ver
schaffen van risicodragend vermogen.
Enerzijds is de reden hiervoor vrij simpel:
wij bankieren met andermans geld, dat ons
in het volste vertrouwen is toevertrouwd en
wat te zijnertijd terug moet. Met rente. Wél
nemen wij indirect deel aan het risico
dragend verstrekken van vermogens via
PPM's, zoals Ondernemend Vermogen
Nederland. Anderzijds zijn wij van oordeel
dat de startende ondernemer ook zijn
eigen zakgeld behoort mee te brengen.
Daarmee zelf vertrouwen tonend in zijn
eigen onderneming. De 5 %-vermogenseis
in het kader van het Vermogensverster-
kingskrediet (WK) is een indicatie - zij het
minimale - voor de vraag hoe groot dat
eigen vermogen moet zijn.
Voor een grote bankorganisatie als de onze
is het noodzakelijk, dat wij ons onder een
zelfde naam naar buiten presenteren:
Rabobank. Wie maar even in stad en land
rondkijkt, weet dat in dit opzicht onze pre
sentatie niets te wensen overlaat. De licht
reclames op de kantoren zijn overal even
zovele vertrouwde herkenningspunten en
op ons briefpapier en al ons publiciteits
materiaal treft de insider en de outsider
hetzelfde blauwe logo van de Rabobank
aan.
Met recht en voldoening kunnen we con
stateren dat de roepnaam Rabobank al
lang gemeengoed geworden is bij ons zelf
en bij het grote publiek. De tijden, dat we
daar met grote kracht naar toe moesten
werken, liggen al jaren achter ons. Dat be
gon in de periode na 1 972, toen de voor
malige Utrechtse Raiffeisen- en Eindho-
vense Boerenleenbankorganfsatie sa
mensmolten tot de huidige Rabobankor-
ganisatie. Ook in eigen kring was het toen
een opgaaf om aan de klank Rabobank te
wennen. Om historische, dan wel senti-
ments-redenen hebben we toen niet ge
makkelijk afstand kunnen doen van de
oude namen Raiffeisenbank of Boeren
leenbank, ook al gingen dooreen gelukkige
vondst de eerste twee beginletters van die
namen de nieuwe aanduiding vormen.
De roepnaam kwam het eerst in zwang, la
ter volgde vanzelf de wijziging van de sta
tutaire naam in 'Coöperatieve Rabobank
B.A.'. Althans, zo is het bij de overgrote
meerderheid van onze banken gegaan.
Niet bij alle. Een recent onderzoekje bracht
een verrassende 'statutaire' hardnekkig
heid van oude namen aan het licht. In 75
statuten prijkt nog steeds de naam Raiffei
senbank, in 3 de naam Boerenleenbank en
in liefst 162 de naam Raiffeisen-Boeren-
leenbank. We treffen derhalve bij 240 van
de 952 aangesloten banken een statutaire
naam aan, die afwijkt van de gebruikelijke,
zeg maar 'de gewenste'.
Is dat fout? Zo willen wij het niet stellen.
Het is wel een afwijking van de regel, die
wij als organisatie indertijd gezamenlijk
onderschreven hebben, maar die regel is
geen wet van Meden en Perzen. Wij begrij
pen ook heel goed, dat de oude naam vaak
in de statuten is blijven hangen, hetzij om
dat eenvoudig werd vergeten hem te wijzi
gen, hetzij omdat men lokaal toch wel aan
zo'n oude naam in de statuten hechtte. Het
kon immers gevoelsmatig op een door
trekken van de historische lijn duiden,
waardoor tegelijk de 'nieuwe' roepnaam
Rabobank een eigen inhoud kreeg.
Echter, we zijn thans ruim 1 2 jaar verder.
De namen Raiffeisenbank en Boerenleen
bankzijn, hoe pregnant ze ook in het verle
den klonken, toch wel wat uit de tijd ge
raakt. De doorsnee cliént is ze vergeten en
er komen steeds meer cliënten bij die er
nooit van gehoord hebben. Die zijn opge
groeid in het Rabo-tijdperk. Dan wordt het
toch wel wat raar, als zo'n cliënt bij de no
taris of in een officiële akte ineens ver
neemt dat zijn bank eigenlijk anders heet,
dan hij tot nu toe dacht.
Om die reden én om op dit punt ook statu
tair als organisatie één lijn te trekken, ge
ven wij die 240-zich-anders-noemende
banken gaarne in overweging bij een eerst
volgende gelegenheid ook hun officiële
naam om te zetten in Coöperatieve Rabo
bank. Wij doen dit met enige vrijmoedig
heid. Want ook 'Rabobank' is ondertussen
een statutaire verheffing waard gebleken.
In gevoelswaarde doet de 'Rabobank'
thans zeker niet onder voor de oude na
men. Ze heeft in dat opzicht zelfs een voor
sprong, doordat de klank een eigentijdse
is.
l
De Rabobank had en heeft een agrarisch
imago. Waren wij vroeger echter behalve
spaarbank vooral een bank voor land- en
tuinbouw, tegenwoordig zijn we wat we
zelf noemen een brede bank: een bank
voor zowel land- en tuinbouw alsook voor
het midden- en kleinbedrijf, voor de parti
culiere spaarders en leners, voor de jonge
ren en - via Rabobank Nederland - ook
een bank voor het grote bedrijfsleven. De
verbreding van onze bankdiensten dateert
vooral uit de jaren zestig en zeventig.
Desalniettemin bestaat nog steeds de in
druk dat de Besturen en Raden van Toe
zicht worden gedomineerd door agrariërs.
Ook hier heeft de laatste jaren echter een
verbreding in de samenstelling plaatsge
vonden. In totaal hebben onze 950 aange
sloten banken ongeveer 3175 bestuursle
den en 3275 leden van de Raad van Toe
zicht. Bij elkaar zijn dat 650 personen
die namens de leden het beleid uitvoeren,
respectievelijk controleren. 55 procent van
hen heeft een agrarisch beroep of is in zijn
of haar werk daarmee nauw verwant. 45
procent is niet werkzaam in of direct ten
behoeve van land- en tuinbouw. In de Be
sturen is de agrarische inbreng iets groter
(59 procent) dan in de Raden van Toezicht
(52 procent). Deze cijfers geven duidelijk
aan dat de verbreding van onze leden- en
cliëntenkring zich ook weerspiegelt in de
samenstelling van de beheerscolleges. En
dat is een terechte ontwikkeling, hoezeer
wij de agrarische nuchterheid en wijsheid
ook waarderen.
Ook het aantal vrouwen in de beheerscol
leges is gestaag groeiende. Inmiddels tel
len onze aangesloten banken 8 vrouwelijke
bestuurders en 37 vrouwelijke leden van
de Raad van Toezicht, een totaal van 45
dus. In 1979 waren dat er in totaal nog
maar 7. Hoewel hier dus sprake is van een
forse relatieve groei, lijkt dit nog maar het
begin van een ontwikkeling die ook op dit
punt zal leiden tot een verdere verbreding
van onze beheerscolleges.