Rabobank Amsterdam gaat de marlet op
de netto-aanwas circa 8 000 ondernemin
gen jaarlijks. Een verdubbeling, liefst een
verdrievoudiging van de netto-aanwas is
nodig om het werkgelegenheidsprobleem
op te lossen. Telde ons land in 1963
nog 580 000 bedrijven, nu is dat 51 0 000.
Bij een verdubbeling van de nettogroei zou
in 1 988 wederom het aantal van 580 000
bedrijven bereikt kunnen zijn. Daar echter
de toekomstige bedrijven kleinschaliger
zullen zijn en minder arbeidsintensief, zijn
er veel meer bedrijven nodig om de totale
Nederlandse bevolking aan werkte helpen.
Vandaar de roep om een verdrievoudiging
van de groei.
Gelukkig is ons land ondernemersvriende-
lijkergeworden, zodat de mogelijkheid niet
uitgesloten mag worden dat er in de nabije
toekomst meer ondernemingen dan amb
tenaren zullen zijn. Wij moeten er echter
voor waken niet een verzorgingsstaat voor
ondernemers, en dan met name voor de
starters, in het leven te roepen. Enerzijds
kan ons kleine land niet zonder een be
hoorlijk reguleringssysteem om de leef
baarheid voor onszelf en onze kinderen te
handhaven, maar anderzijds moet een on
dernemer een doorzetter zijn en de spelre
gels van de samenleving accepteren. Een
goed ondernemingsklimaat betekent dan
ook niet, dat men te lief voor ondernemers
moet zijn. Het moet niet te gemakkelijk
worden. Het werken met de meest noodza
kelijke spelregels die de samenleving stelt
kan juist selecterend werken om de goede
van de slechte ondernemers te scheiden.
Tart de starter, zou men enigszins overdre
ven kunnen zeggen. Overbodige regule
ring is natuurlijk uit den boze.
De ondernemers die overeind blijven vor
men de basis voor een structureel gezond
bedrijfsleven, dat vertrouwen in de toe
komst geeft. Een positieve trend voor mor
gen. Een 'morgen' waar plaats is voor zo
wel een modern denkende ondernemer,
als een modern ondersteunend overheids
apparaat en bankwezen, leder vanuit zijn
eigen verantwoordelijkheid.
'Planmatig en wetenschappelijk gefun
deerd? Natuurlijk, maar toch is het voor
ons één groot avontuur', zo typeert de
heer W. J. J. Greve, algemeen directeur
Rabobank Amsterdam, de opening van
een bijkantoor op het terrein van de
Centrale Markt. Op 13 september vond
de opening plaats.
Amsterdam - dat is bekend - is een
marktstad. De Albert Cuyp en het Wa-
terlooplein zijn grote trekpleisters. De
Centrale Markt is minder bekend, maar
daarom niet minder belangrijk. In sep
tember bestond deze markt vijftig jaar.
Dat is de aanleiding geweest voor een
groot feest, het 'Festival of Food', dat ge
houden wordt op het terrein van de Cen
trale Markt.
Geen opslagruimte
De Centrale Markt, in de volksmond de
markthallen genoemd, kwam in 1934 op
de plaats van de 'Aschbelt' aan de Jan van
Galenstraat. Hier verbrandde Stadsreini
ging haar vuil, tot ze verhuisde naar Am
sterdam-Noord. Al in de jaren zeventig van
de vorige eeuw werd er aangedrongen op
een centrale groothandelsmarkt voor
groente en fruit. In 1890 besloot het ge
meentebestuur om zo'n markt te vestigen
aan de Marnixstraat. In de Singelgracht,
die daar evenwijdig aan liep, werden in-
steekhaventjes gemaakt, omdat veel tuin
ders hun waar met boten aanvoerden.
Ideaal was deze situatie niet. De markt was
niet overdekt en niet per spoor bereikbaar,
's Ochtends werd het verkeer door de late
re marktgangers tot een uur of negen op
gehouden. Vooral trams moesten regel
matig stoppen omdat er een kar op de rails
stond. Maar het grootste probleem was
het nagenoeg ontbreken van opslagruim
te. Daardoor liepen de prijzen van de koop
waar veel te hoog op 'terwijl de in het land
beschikbare hoeveelheden een dergelijke
prijsstijging in het geheel niet wettigden',
zo merkte in 1913 een door de gemeente
raad ingestelde commissie op.
'Concentratiekamp'
Na veel heen en weer gepraat verhuisde de
Centrale Markt dus toch naar de Jan van
Galenstraat. De marktlieden hadden in het
begin veel bezwaren. Zo'n verandering was
volgens velen een te radicale ingreep.
Sommigen riepen zelfs 'concentratie
kamp' toen ze op vertoon van een toe
gangskaartje de hekken van het terrein
passeerden. Na een tijdje waren de ambte
naar en de koopman wel aan elkaar ge
wend. Voor het publiek was de centrale
markt een groot succes. Tijdens de feeste
lijke opening met een grote tentoonstelling
van groente en fruit (de 'Amato'), kwamen
er in negen dagen tijd zo'n 1 92 000 bezoe
kers. En dat terwijl Amsterdam in die tijd
765 000 inwoners had. Ook hier werden
voor de 'natte tuinders', die per boot hun
produkten brachten, havens aangelegd.
Op de pieren werden de grossiers geve
stigd. De 'droge tuinders' werden ergens
anders op de markt ondergebracht.
Het meest opvallend op het hele terrein
was en is de grote markthal, die honderd
meter lang en zeventig meter breed is.
Hier komen niet alleen de grossiers, maar
ook de NV Nederlandse Veiling voor Land
en Tuinbouwprodukten 'Amsterdam'. Bo
ven in de hal zijn galerijen waar kantoren
op uitkomen. Deze zijn bedoeld voor de
groot- en tussenhandelaren. Maar alleen
de tussenhandelaren maken daar gebruik
van, omdat die niet met een produkt op de
markt staan. De groothandelaren blijven
liever bij hun produkten in de hal.
Vismarkt
In 1 954 werd de Centrale Markt uitgebreid
met een vismarkt. Deze bevond zich eerst
op de De Ruyterkade in een loods die in
1 901 was gebouwd. De vismarkt, toen ook
nog visafslag, voldeed rond 1950 niet
meer aan de eisen die gesteld werden. De
kademuur verzakte, waardoor de visafslag
bij hoog water blank stond. Ook werkte de
riolering niet goed, zodat het afvalwater
niet kon wegvloeien. Dat was natuurlijk
niet erg hygiënisch. Aangezien de vissers
uit Urk, die voor de visafslag van levensbe
lang waren, niet naar de Centrale Markt
kwamen, omdat die zo slecht bereikbaar
was, bleef alleen de vismarkt over. Sinds
het begin van de jaren zestig wordt er geen
vis meer afgeslagen. In 1 964 werd begon
nen met het dempen van de insteekha-
vens, omdat het aantal 'natte tuinders' erg
terugliep. De meeste goederen werden nu
aangevoerd per vrachtwagen en een klein
gedeelte per trein. Dat vormde een zware
belasting voor de verkeerscapaciteit van
de Centrale Markt.
Modernisering
Het was in die tijd nog helemaal niet zeker
of de Centrale Markt aan de Jan van Galen-
straat gevestigd zou blijven. En daarom
werd, ondanks de komst van vorkhef
trucks, pallets, lopende banden en andere
gemechaniseerde of geautomatiseerde
bedrijfsmiddelen, de bestaande bebou
wing niet vernieuwd. Een commissie, on
der leiding van de directeur Marktwezen G.
Jorritsma, ging de toekomst van de Cen
trale Markt en de rol die zij in de totale
voedseldistributie van Amsterdam zou
kunnen spelen, onderzoeken. Het rapport
dat de commissie in 1976 uitbracht, advi
seerde de gemeenteraad om de Centrale
Markt niet te verhuizen, maar wel uitge
breid te moderniseren. Het bestaande ter
rein moest worden opgehoogd en het ver
keersplan aangepast aan de steeds grotere
verkeersstroom. Ook adviseerde de com
missie om op het terrein een vleesgroot
handelsmarkt te beginnen. Deze zou het