Bouwsector Handel Ambacht en industrie Dienstverlenende sector ambachtelijke en industriële nijverheid en de dienstverlenende sector beschreven. De bouwnijverheid heeft - gerekend vanaf 1978 - inmiddels een reële produktieda- ling van ruim 20 procent verwerkt. Er zijn indicaties dat de terugval in de bouwpro- duktie vooral ten koste is gegaan van de kleine bedrijven, zowel bij bedrijfs- en utili teitsbouw als de grond, weg- en water bouw (GWW). Volgens de huidige ver wachtingen zal de produktiewaarde - in constante prijzen - van de totale bouwnij verheid zich in de komende jaren stabilise ren rond het in 1 983 gerealiseerde niveau van circa f 48 miljard. Deze ontwikkeling wordt in belangrijke mate 'gedragen' door een verwachte toename van de investerin gen in bedrijfsgebouwen en door een groei van de onderhoudsproduktie. Bij de wo ningbouw moet in de komende jaren reke ning worden gehouden met het verder te rugvallen van de nieuwbouw. Onderhoud en renovatie daarentegen zullen naar ver wachting toenemen, respectievelijk na een aanvankelijke stijging stabiliseren. In de woningbouw lijken doe-het-zelf activitei ten verder te gaan toenemen. Bij de utiliteitsbouw zal de produktie van gebouwen voor de overheid, naar het zich momenteel laat aanzien, stabiliseren tot licht dalen. De produktie van gebouwen voor bedrijven kan - onder invloed van het aantrekken van de investeringen - in 1 984 een groei te zien geven, waarbij in latere ja ren een stabilisatie op het in 1 984 bereikte niveau wordt verwacht. De vooruitzichten voor de GWW-bedrijven blijven voorals nog vrij somber. De markt voor grote in frastructurele werken is vrijwel verzadigd. Het is onduidelijk of plannen zoals de in poldering van de Markerwaard en kustver- breding langs de Noordzee - die een im puls voor de GWW kunnen betekenen - gerealiseerd zullen worden. De nieuw- bouwproduktie zal naar verwachting over het geheel genomen een dalende trend blijven vertonen. De totale binnenlandse consumptieve be stedingen komen voor 1 984 vermoedelijk neer op ongeveer f 235 miljard. Voor 1985 worden deze geraamd op circa f 240 mil jard. Dit is een nominale stijging van zo'n 2 procent. In reële termen echter is dit een daling van 1 procent. Ook in de eerste jaren na 1985 moet worden gerekend op een stabilisering van de totale consumptie. De totale bestedingen bij de detailhandel bedroegen in 1983 f 94 miljard (circa 40 procent). Naar verwachting zal dit in 1 984 en 1985 eveneens circa f 94 miljard zijn. Voor de periode 1 985/1 988 moet worden gerekend op een daling van de winkelver kopen van zo'n 1 procent per jaar. Vooreen deel is dit het gevolg van de stagnering van de totale consumptie, voor een ander deel het gevolg van het teruglopende aandeel van de toonbankverkopen. De daling van de afzet gedurende de laatste jaren zet dus door. Daardoor dreigt de geleidelijk ont stane overcapaciteit in de detailhandel nog verder toe te nemen. Tot op heden heeft deze overcapaciteit zich nog nauwelijks geuit in een toename van de leegstand. Wel is er een daling van de winkelhuren opgetreden. Ook de groothandel heeft uiteraard te kampen met de teruglopende binnenland se bestedingen via de detailhandel. Deze vormen echter slechts een deel (circa 30 procent) van de afzet van de groothandel. De afhankelijkheid van de industrie is min stens even groot, terwijl ook de directe ex port (20 procent) en onderlinge leveranties (20 procent) een rol spelen. Behalve de binnenlandse bestedingen hebben daar om de industriële produktie en de goede- renuitvoer invloed op de totale afzet. Voor al de reële exportgroei met 4 a 5 procent de komende jaren zal ertoe bijdragen, dat de groothandel nog een geringe stijging van de afzet (0,5 tot 1 procent) te zien zal ge ven. De midden- en kleinbedrijven in deze sec tor zijn veelal toeleveringsbedrijven voor de grote industriële bedrijven en vaak ook voor de bouw, zoals schildersbedrijven, loodgieters en timmerfabrieken. De gang van zaken in het grootbedrijf is dan ook grotendeels bepalend voor het resultaat in de ambachtelijke en industriële MKB-sec- tor. Het verloop van de investeringen in vaste activa sinds 1 975 geeft de ontwikke ling in het bedrijfsleven goed weer. Het dieptepunt in 1 981 lag net zo laag als het investeringsniveau in 1975, maar 1983 geeft weer een herstel te zien, wat zich de komende jaren waarschijnlijk voortzet en waarvan het MKB kan profiteren (zie tabel III). Branches waarin een groei verwacht wordt, zijn onder meer de chemische in dustrie en de rubber- en kunststofverwer- kende industrie. Met name de ontdekking van nieuwe materialen, nieuwe toepassin gen en substitutie van traditionele materia len dragen tot die groei bij. Eveneens wordt groei verwacht bij de metaalverwerkende industrie. Ook de instrumenten - en de opti sche industrie geven een meer dan gemid delde groeiverwachting te zien. Tevens is een lichte groei te zien bij de grafische industrie. Een minder snelle groei, wellicht een stabilisatie, isde komende jaren tever- wachten in de voedingsmiddelenindustrie. Eveneens zijn er tekenen, dat na de sane ring bij de textiel- en kledingindustrie een stabilisatie optreedt. Moeilijkheden zien wij helaas nog bij de houtverwerkende in dustrie, de meubelindustrie en de fabri kanten van schoenen en lederwaren. In het algemeen kan gesteld worden, dat de omzet van de dienstverlening, met na me de commerciële dienstverlening, af hankelijk is van de ontwikkeling in de pri maire en secundaire sector en die van het vrij besteedbare inkomen. De niet-com- merciële dienstverlening, als onderdeel van de kwartaire sector, is op haar beurt af hankelijk van de eerste drie sectoren en heeft het gezien de huidige economische situatie en de bezuinigingspolitiek van de overheid zeer moeilijk. Het toekomstbeeld in de commerciële dienstverlenende sector is verdeeld. Weliswaar zal de conjuncturele opleving in sommige sectoren verlichting brengen en een geringe groei mogelijk maken. Voor alsnog echter mogen geen economische hoogstandjes worden verwacht, de com puterdienstverlening uitgezonderd. Met name de zeer gematigde inkomensontwik keling in de komende jaren zal in de horeca nog voorteleurstellende resultaten zorgen. Een uitzondering hierop kunnen de goed kope logies- en maaltijdverstrekkende be drijven vormen. Ook de garages zullen ten gevolge van de inkomensontwikkeling geconfronteerd blijven met een stuk om zetverlies door uitgesteld (wellicht afge last) onderhoud en reparatie. Echter, door de introductie van de micro-elektronica in de auto-industrie is een specialistische onderhouds- en reparatiekennis vereist. Een en ander zal mogelijk gunstig uitpak ken voor het garagebedrijf. De hevige concurrentie op de benzinemarkt tast de rendementen van de pomphouders aan. Economische groeiers zijn in de komende jaren onder meer de schoonmaak-, bewa- kings-, afvalverwijderings- en afvalverwer kingsbedrijven. Wat betreft sport en recreatie zien wij door de (deels gedwongen) toename van de vrije tijd de belangstelling stijgen voor sau na's, fitness-centra, dansinstituten en der gelijke. Een aantal van deze ontspannings- vormen is modegevoelig. Waarschijnlijk is 'aerobic dancing' daar een voorbeeld van. Plankzeilen is een snelgroeiende tak van sport. De concurrentie aan aanbodszijde is

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 12