Aanpassing Nabeschouwing Europese koerswijziging budgettaire problematiek, doch onder meer ook een hervorming en aanpassing van het gemeenschappelijk landbouwbe leid bepleitte. Dit beleid diende volgens haar te blijven berusten op de drie wezen lijke en onlosmakelijk met elkaar verbon den beginselen: eenheid van de markt, communautaire preferentie en financiële solidariteit. Tevens kwam zij echter tot de conclusie, dat de handhaving van het land bouwinkomen niet als enig uitgangspunt zou mogen dienen voor de vaststelling van de gegarandeerde prijzen. Aan de produ centen zou geen volledige garantie meer mogen of kunnen worden geboden voor produkten met een structureel overschot en de prijzen zouden meer dan voorheen moeten worden vastgesteld met inachtne ming van de marktrealiteiten. Ook in de twee daaropvolgende jaren heeft de Europese Commissie regelmatig bij de Raad van Ministers voorstellen ingediend om door concrete maatregelen een doel treffende beheersing van de landbouwuit gaven te waarborgen met eerbiediging van de grondbeginselen van het gemeen schappelijk landbouwbeleid. Toch werd op dit punt pas afgelopen voor jaar, dus vier jaar na het mandaat van mei 1980, vooruitgang geboekt. Eind maart bereikten de landbouwministers van de Gemeenschap namelijk een definitief ak koord over de vaststelling van de land bouwprijzen, de afbraak van de monetair compenserende bedragen en de aanpas sing van het gemeenschappelijk land bouwbeleid, met name inzake de produk- tiebeheersing in de zuivelsector. Daarbij werd besloten de prijzen van de meeste landbouwprodukten voor het sei zoen 1984/1985, uitgedrukt in Europese rekeneenheden, te bevriezen of zelfs met 1 procent te verlagen. Tevens werden voor bepaalde produkten garantiedrempels in gevoerd, terwijl ook meer in het algemeen werd besloten dit instrument op te nemen in de marktordening voor produkten met (dreigende) overschotten of snel groeien de uitgaven. Ten aanzien van de monetair compense rende bedragen werd onder meer besloten de negatieve MCB's (uitvoerheffingen of invoersubsidies voor landen met zwakke valuta) meteen volledig af te schaffen en de positieve MCB's (uitvoersubsidies of invoerheffingen voor landen met sterke va luta) geleidelijk af te breken. De positieve MCB's voor Duitsland zouden in 1 984 met 3 procent worden verminderd en begin 1985 met 5 procent. Die voor Nederland zouden met procent omlaag gaan en daarmee op het Duitse niveau komen. Daarna zouden deze MCB's voor beide landen in 1 987 geheel verdwenen moeten zijn. Het zuivelakkoord behelsde een beperking van de prijsgegarandeerde melkproduktie in de Gemeenschap gedurende vijf jaar met behulp van nationale produktiequota. Verdeling hiervan over de lidstaten zou ge schieden via een sleutel op basis van de melkproduktie in 1981, plus 1 procent. Overschrijding van de limiet zou worden afgestraft met de inmiddels beruchte su perheffing van 75 danwel 100 procent van de melkprijs, al naar gelang de nationale quota worden toegewezen aan individuele melkveehouders, danwel aan zuivelfabrie ken. Tevens werd de reeds bestaande medeverantwoordelijkheidsheffing van 2 naar 3 procent verhoogd om de kosten te financieren, die voortvloeien uit de afzet- garantie voor 1 miljoen ton melk extra in het overgangsjaar 1 984/1 985. De eerder voorgestelde strafheffing voor intensieve melkveehouders, die vooral ons land zou hebben getroffen, werd afgewezen. De overeenstemming van de Landbouw ministers droeg echter nog een voorwaar delijk karakter. Het resultaat hing immers ten nauwste samen met de andere proble men waarmee Europa worstelde, zoals de verlaging van de Britse begrotingsbijdra- ge, de verhoging van de eigen middelen van de Gemeenschap, de beheersing van de begrotingsuitgaven en de toetreding van Portugal en Spanje. Na drie eerder mislukte topconferenties (Stuttgart, Athe ne, Brussel) bereikte de Europese Raad te Fontainebleau in juni ten slotte volledige overeenstemming over het gehele pakket vraagstukken, doch pas dank zij wederzijd se concessies tussen met name de groot ste lidstaten. Daardoor moest toch weer aan het al eer der bereikte landbouwakkoord gemorreld worden. Zo was de Bondsrepubliek pas bereid haar bijdrage aan de oplossing van het Britse contributieprobleem te verho gen, toen ze de Duitse boeren als schade loosstelling voor de MCB-afbraak meer en eerder steun mocht verlenen dan in het landbouwakkoord was voorzien: namelijk 5 procent BTW-korting per 1 juli 1984 in plaats van 3 procent per 1 januari 1985. Van Nederlandse zijde ontmoette deze uit gebreide steunmaatregel uiteraard bezwa ren, vanwege de daaruit resulterende ver storing van de concurrentieverhoudingen tussen de Duitse en de Nederlandse land bouw en vanwege de aldus dreigende her nationalisatie van het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Het landbouwakkoord van dit voorjaar heeft een duidelijke koerswijziging aange bracht in het gemeenschappelijk land bouwbeleid van de afgelopen 20 a 25 jaar. De aanvaarding van het beginsel van een garantiedrempel voor agrarische produk ten met (dreigende) overschotten of snel groeiende uitgaven betekent immers, dat er een einde is gekomen aan het tijdperk van onbeperkte afzetgaranties tegen mini mumprijzen. De snel stijgende kosten hier van voor de Gemeenschap dreigden de communautaire begroting en daarmee te vens de financiering van het gemeen schappelijk landbouwbeleid onder on houdbare spanning te brengen. Ombui ging van dit beleid was dus uiteindelijk onontkoombaar. Met name in de zuivelsector, met zijn kost bare overschotten, waren drastische in grepen onvermijdelijk. De ingevoerde su perheffing met het nationale quota systeem kan overigens slechts als over gangsmaatregel in een noodsituatie wor den beschouwd vanwege de daaraan ver bonden bezwaren, zoals de regulering met allerlei voorschriften, de verstarring van de bestaande structuren en de hernationali satie van het landbouwbeleid. In de ko mende jaren zal deze noodingreep dan ook moeten worden vervangen door een beter systeem, dat ook op langere termijn in communautair verband kan bijdragen tot evenwichtige marktverhoudingen en redelijke inkomens in de agrarische sector. Behoud van dynamiek en flexibiliteit zijn daarbij onmisbaar om de doelstellingen van het gemeenschappelijk landbouwbe leid ook in de toekomst te verwezenlijken. Met handhaving van de grondbeginselen van het gemeenschappelijk landbouwbe leid kan een betere aanpassing aan de marktverhoudingen - ter beperking van de produktieoverschotten en de daaraan ver bonden financiële lasten - in beginsel op twee manieren worden bereikt, namelijk via een prijsverlaging of via een hoeveel- heidscontingentering. In het eerste geval zal de vereiste produktiebeperking nopen tot een zeer forse verlaging van de garan tieprijzen. Dit zal ofwel een drastische, pijnlijke operatie worden, ofwel een moei zaam langdurig proces. Daarbij zullen ze ker begeleidende maatregelen nodig zijn in de vorm van inkomenstoeslagen en her structureringspremies. In het tweede geval zal de prijsgarantie moeten worden be perkt tot een bepaald produktiecontingent. Dit quotasysteem zal echter kunnen leiden tot verstarring, bureaucratisering en her nationalisatie. Daarbij zullen dus eveneens begeleidende maatregelen, zoals quotum- overdrachtsregelingen en -inleveringspre mies, nodig zijn om te zorgen voor vol doende flexibiliteit, zodat structurele aan passingen niet worden belemmerd. In de praktijk zal vermoedelijk, al naar ge lang de specifieke situatie per produkt, een combinatie van maatregelen met elemen ten uit beide systemen tot stand komen. In geen geval is er echter aan te ontkomen, dat bij de hervorming van het gemeen schappelijk landbouwbeleid de financiële bijdrage uit de communautaire begroting zal moeten worden teruggedrongen en dat daartegenover een groter gewicht zal moeten worden toegekend aan de realiteit van de marktsituatie. Gezien de huidige en toekomstige verhoudingen tussen vraag en aanbod op de wereldmarkten voor de meeste landbouwprodukten zal dit onver mijdelijk leiden tot een vermindering van Vervolg op pagina 11

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 8