at ons bezighoudt... Wob \pcA-BANK wm nieuwe koers Meer dan terughoudend De naam van deze bank, voluit Allgemeine Deutsche Credit-Anstalt, is sinds vorig jaar in onze kring bekend. Rabobank Neder land verwierf bij de jaarwisseling 84 pro cent van het aandelenkapitaal en werd daarmee de nieuwe 'Grossaktionar' van de ADCA-BANK. Deze voor de ADCA ingrijpende gebeurte nis gaf een bijzonder accent aan de alge mene aandeelhoudersvergadering, die op 3 juli onder voorzitterschap van de heer Klarenbeek, sinds januari voorzitter van de Raad van Commissarissen, te Berlijn werd gehouden. Daar het jaarverslag over 1 983 de periode van voor onze deelname in de ADCA betreft, ligt het niet op onze weg op de uitgebreide discussie, gevoerd door de 'kleinere' aandeelhouders in te gaan. Over het jaarverslag zelf willen wij slechts opmerken, dat dit overeenstemt met onze verwachtingen. Bij een balanstotaal van DM 1887,5 miljoen werd een winst ge boekt van DM 6,85 miljoen. Belangrijk was, dat door alle aandeelhou ders uitdrukkelijk instemming werd be tuigd met de band die thans tussen ADCA- BANK en Rabobank Nederland is ontstaan. 'Het schip is op een duidelijke koers gezet met een Hollandse loods aan boord.' De la ding is lichter geworden, door het afsto ten van een aantal weinig rendabele vesti gingen, maar met haar hoofdkantoor in Frankfurt en bijkantoren in Berlijn, Bonn, Düsseldorf, Frankfurt, Hamburg, Hann- over, München en Stuttgart, kan de ADCA zich concentreren op haar hoofdtaak. Dat is het bankieren voor het zakenleven van de grotere en kleinere middenstand en voor de grotere particuliere cliénten. Daarbij zal veel aandacht aan het grensoverschrijden de verkeer worden besteed. Dit laatste is, zoals bekend, een zeer belangrijk punt voor de Rabobankorganisatie. Het schip is op koers gezet, er zal ook vaart in komen, maar daarvoor is wel nodig dat het schip hier en daar nog beter getrimd wordt. Aan dit laatste wordt momenteel hard gewerkt. Met succes. De resultaten van de nieuwe samenwerking zijn reeds in het eerste halfjaar 'meer dan tevredenstel lend' geweest. De rentewinst is met 18 procent toegenomen, de provisiewinst met 5 procent, terwijl de kosten gelijk zijn ge bleven. De heer Klarenbeek schonk echter 'klaren Wein' op de aandeelhoudersverga dering toen hij erop wees, dat het optreden van een nieuwe 'groot-aandeelhouder' op zichzelf geen garantie is voor een hervat ting van de dividenduitkeringen. Over 1 983 niet en ook voor de toekomst mogen op dit ogenblik geen toezeggingen ver wacht worden. De Rabobank heeft, aldus Klarenbeek, als eerste doel de ADCA-BANK op den duur weer tot een profijtelijke bank te maken. Het is nu zaak de open en stille reserves te versterken. Om dat te bereiken heeft de Rabobank veel geld, maar ook zeer veel vertrouwen in de ADCA geïnvesteerd. Ove rigens moet de ADCA een Duits instituut met een Duits management blijven. In deze ook voor vele banken moeilijke tijd mag de ADCA trots zijn op haar zeer stevi ge soliditeit. Haar eigen, zichtbare vermo gen van circa DM 210 miljoen beloopt 11 procent van het balanstotaal. Heel openhartig, haast ludiek, werd dit 'een vloek en een zegen' genoemd. Een 'vloek', omdat een dividend over een relatief groot bedrag moet worden uitgesmeerd. Maar zeker ook een 'zegen', want vanuit deze po sitie kan de ADCA haar nieuwe toekomst met zelfvertrouwen tegemoet treden. Onzerzijds delen wij dit vertrouwen. De nieuwe koers is er, en naarmate de trim ming beter wordt, zal de vaart toenemen. Dat zal zijn gunstige weerslag hebben met name ook in de betere verzorging, die wij Rabobanken aan het steeds toenemende grensoverschrijdende verkeer van onze eigen en van Duitse cliënten kunnen bie den. De legkippenstapel heeft sinds het midden van de jaren zeventig een forse groei door gemaakt. Het aantal legkippen beliep in 1976 17,7 miljoen en naar het zich laat aanzien zal dit jaar het aantal wellicht bo ven de 30 miljoen komen te liggen. De explosieve groei is onder andere veroor zaakt door de sterke mechanisatie en auto matisering. Doordat meer dieren per man konden worden gehouden hebben veel pluimveebedrijven dan ookfors uitgebreid. Vooral omstreeks 1 978/1 979 ontstonden er plotseling zeer grote bedrijfseenheden tot circa 400 000 legkippen, de zoge naamde mammoetbedrijven. Voor die gro te bedrijven moest nogal wat personeel worden aangetrokken. Arbeidslonen gaan echter niet gelijk op en neer met de eierprijzen. Dat betekende dat deze bedrijven het moeilijk kregen, toen de eierprijzen voor wat langere duur in het dal van de prijzencyclus verbleven. Ook bij gezinsbedrijven gingen in een der gelijke periode de inkomens achteruit. Zij hebben echter het voordeel dat de kosten post 'lonen' veel flexibeler is dan bij een be drijf met een aantal vaste arbeidskrachten. Deze factoren zijn veelal bepalend voor het voortbestaan van een bedrijf in een sector waar de marges zeer klein zijn. De zoge naamde mammoetbedrijven in de agrari sche sector blijken in ons land dan ook meestal geen succes te zijn. De heer F. H. J. Boons RA, lid van onze hoofddirectie, ging op deze problematiek in tijdens een bijeenkomst van de Neder landse Organisatie van Pluimveehouders te Utrecht. Hij brak bij die gelegenheid een lans voor de kleinere bedrijven. De Rabo bankorganisatie, aldus Boons, zal zich me de op grond van de opgedane ervaringen bij de financiering van mammoetbedrijven voortaan meer dan terughoudend opstel len. En hij liet er geen twijfel over bestaan dat onze organisatie geenszins van plan is een pluimveegigant, zoals die te Dronten zou worden gevestigd (circa 2,5 miljoen legkippen), te financieren, als daarom ge vraagd zou worden. Als er toenemende afzetmogelijkheden voor eieren zouden zijn - maar daar lijkt het helemaal niet op - en uitbreiding van de legkippenstapel verantwoord zou zijn, dan is dat volgens Boons beter op zijn plaats bij die gezinsbedrijven waar de legkippenstapel zich nog beneden het op timale niveau bevindt. Bij een gezinsbedrijf denkt hij dan aan bedrijven met eenheden van 50 000 a 100 000 legkippen. Ook ging Boons in op een ander aspect van de pluimveehouderij. In deze sector bestaat nogal wat contract- produktie, doordat de opbrengstprijzen van eieren en slachtpluimvee op de vrije markt sterk kunnen fluctueren. In de leg sector heeft circa 50 procent van de bedrij ven een contract, terwijl in de slachtsector zelfs voor 95 procent op contract wordt gemest. Vanuit de toeleverende en afnemende be drijven bestaat vanwege de hoge investe ringen, automatisering en arbeidsverde ling een steeds terugkerende zorg om het produktie-apparaat zo optimaal mogelijk bezet te houden. Daarom hebben deze be drijven behoefte aan contractering van de produktie. Ook de banken zijn in het verle den wel debet geweest aan de uitbreiding van deze contractproduktie, maar zijn daarop weerteruggekomen. Boons verdui delijkte in Utrecht het standpunt van onze organisatie nog eens. Hij wees er op dat het voor de vakbekwame pluimveehouder

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 2