op nieuwe technieken
tl*
I
19
ge ligging met een groot achterland in
West-Europa een positieve rol. Een ont
wikkeling die overigens door de overheid
sterk werd ondersteund door middel van
onderzoek, onderwijs en voorlichting. Pa
rallel aan de ontwikkeling van land- en
tuinbouw kwam de voedingsmiddelen
industrie van de grond. Met de groei van de
land- en tuinbouwproduktie nam de be
hoefte aan verwerkingscapaciteit toe. De
toename van de welvaart, de maatschap
pelijke veranderingen (voedingspatroon,
leefgewoonte) en de bevolkingsaanwas
leidden eveneens tot een grotere rol voor
deze sector in het economische proces.
Land- en tuinbouw zijn dus onlosmakelijk
verbonden met de verwerkende industrie:
als toeleverancier van grond- en hulpstof
fen en als afnemer van eindprodukten.
Typerend voor de Nederlandse situatie is,
dat veel initiatief en kapitaal voor de opzet
van deze verwerkende industrie afkomstig
is van boeren en tuinders, die op het einde
van de vorige eeuw tal van coöperatieve
bedrijven oprichtten. Zo verschenen de
eerste zetmeelfabrieken in ons land om
streeks 1840, de eerste suikerfabriek in
Ir. A. R. Sjauw-Koen-Fa
Bedrijfstakonderzoek
C. F. Broekhuyse RA
Hoofd activiteit
Agri-business
1 858, terwijl de eerste zuivel- en margari-
nefabrieken omstreeks 1870 werden op
gericht. In de jaren daarop nam het aantal
voedingsmiddelenfabrieken sterk toe.
Rond 1 900 waren er reeds 1000 zuivelfa
brieken.
Na de Tweede Wereldoorlog nam zowel de
ontwikkeling van de land- en tuinbouw als
die van de verwerkende industrie een grote
vlucht. De totstandkoming van de Europe
se Gemeenschap en het Gemeenschappe
lijk landbouwbeleid gaven daartoe een
krachtige impuls. Kenmerkend voor de
ontwikkeling na de oorlog is de sterke
concentratie en schaalvergroting. Zo daal
de het aantal zuivelfabrieken van circa 600
omstreeks 1950 tot minder dan 300 in
1 970. Eind 1 983 waren er nog 1 38 over.
De hoeveelheid gemiddeld verwerkte melk
per fabriek nam in de afgelopen dertig
jaar daardoor toe van 8,5 miljoen kg
tot circa 92 miljoen kg per jaar. Niet alleen
het aantal zuivelfabrieken verminderde,
maar ook het aantal ondernemingen nam
als gevolg van fusies af. Gedurende de
laatste twee decennia werd dit aantal in de
zuivelsector gedecimeerd tot 46.