Wob Benoeming nieuwe leden Raad van Toezicht IMu de Algemene Verga dering van Rabobank Ne derland mij heeft be noemd tot lid van de Raad van Toezicht, voldoe ik graag aan het verzoek van de redactie om me nader aan de lezers voor te stellen. Wat betreft de feiten het volgende: geboren in Best (N.-Br.) op een gemengd landbouwbedrijf, oplei ding: landbouwkundig in genieur, leeftijd: 47 jaar, huidige functie: voorzit ter van de NCB (Noord brabantse Christelijke Boerenbond) en daar naast nog diverse andere bestuurlijke functies. In de Rabobankorganisatie ben ik tot nu toe nog niet bestuurlijk werkzaam ge weest. Dat wil niet zeggen dat de bank me onbekend is. Bij ons thuis was vader een enthousiast bestuurs lid van de Boerenleenbank, zoals de bank toen nog heette. Later in mijn func ties bij de NCB heb ik veel samengewerkt met mede werkers van de Rabobank, eerst als hoofd van de Coö- peratiedienst en lateralsal- gemeen secretaris van de NCB. En dat geldt zeker ook in mijn huidigefunctienu ik sinds 1981 prof. Kriellaars ben opgevolgd als voorzit ter van de NCB. Het lid maatschap van de Raad van Toezicht van de centra le bank lijkt me erg interes sant. In de eerste plaats omdat ik vind dat een coö peratieve bank ook in deze tijd nog een bijzondere eigen taak heeft in onze sa menleving met al zijn eco nomische en sociale pro blemen. In de tweede plaats ook omdat de geest van samenwerking, waar toe het coöperatieve karak ter verplicht, me sterk aan spreekt. Ik ben er van over tuigd dat een grote spaar en kredietinstelling als de Rabobank vanuit zijn doel stelling veel goeds kan doen. Komend uit de agra rische sector zal niemand het me kwalijk nemen als ik daarbij ook nog speciaal denk aan de grote proble men die op land- en tuin bouw afkomen. Overigens, ik wil niet idea liseren. Aan een zakelijke aanpak kan natuurlijk ook de Rabobank niet ontko men. Maar daarnaast houdt die aanpak hopelijk toch nog net iets meer in Ir. A. J. Latijnhouwers dan dat alleen. Ik ben de Al gemene Vergadering dank baar voor het vertrouwen in mij gesteld. Ik zal mijn best doen dat waar te maken. Ir. A. J. Latijnhouwers Met bijzonder veel genoe gen heb ik mijn benoe ming tot lid van de Raad van Toezicht van Rabo bank Nederland aan vaard. De Rabobankorga nisatie is mij niet geheel onbekend. Voor mijn be noeming - vier jaar gele den - aan de Rijksuniver siteit Groningen heb ik deel uitgemaakt van de toentertijd bestaande Centrale Stafgroep (on der dr. J. Th. Adolfse) van de toen nog geheten Cen trale Rabobank. Vervolg van pagina 3 de voorste rij en voeren het woord; de klei ne boeren zitten achter hen en doen er het zwijgen toe. Dit terwijl het de bedoeling was de voorlichting juist op hen te richten. Het is ons inziens een niet al te sterk spre kende illustratie, want bij elke kring of groep van personen vindt een sociaal-cul turele schikking min of meer automatisch zijn weg. Door een voorlichtingsdag te or ganiseren uitsluitend voor kleine boeren lost men dit probleem al gemakkelijk op. Meer betekenis kan worden toegekend aan de kritiek van Verhagen dat de coöperaties in hun functioneren de kleine boeren als het ware links laten liggen. De groten profi teren het meest. Zowel bij kredietvoorzie ning als bij levering van bedrijfsmiddelen. Gaan er dingen fout, bijvoorbeeld niet tijdi ge rentebetaling of aflossing van krediet, dan is het coöperatie-management soms niet bij machte in te grijpen wegens vrees voor conflict met invloedrijke personen in de gemeenschap. Van management is er dan uiteraard geen sprake. De coöperatie komt stil te liggen en mag een gewisse on dergang tegemoet zien. Al met al is het geen opwekkend beeld dat in de studie van Verhagen wordt ge schetst. Zijn remedie richt zich vooral op het beklemtonen van de noodzaak van le denbetrokkenheid bij de coöperatie. Zij moeten participeren in de besluitvorming en zich mede verantwoordelijk weten voor de gang van zaken. Dit vereist een goede voorbereiding voordat van wal wordt ge stoken. Het van hogerhand opdringen van coöperatieve ondernemingsvormen heeft geen zin. Dit betekent ons inziens dat alleen als er sprake is van een echte self-help-aanpak er iets tot stand kan komen voor de groep. Op zich is dit niets nieuws. In de vorige eeuw bij het ontstaan van de landbouw coöperaties en kredietcoöperaties in Euro pa gold precies dezelfde overweging. De bevordering van een self-help-aanpak vraagt verstandig initiatief. Primair moet het doel, de versterking van de produktivi- teit en van de marktpositie bij gemeen schappelijk handelen, overtuigend zijn. Met goede leiding en goede begeleiding komt men dan een heel eind. Deze overwegingen schrijven wij mede te gen de achtergrond van het werk van Stichting Steun door Rabobanken. De Stichting is immers nauw betrokken bij projecten voor plattelandsontwikkeling in ontwikkelingslanden. Ook coöperaties ma ken daar deel van uit. Het functioneren daarvan wordt zo goed mogelijk doorge licht voordat er van financiële steun sprake is. Ook in de tweejaarlijkse Internationale Cursus Landbouwkrediet en Coöperatief Bankwezen komt datzelfde thema van voorwaarden voor goede functionering zo-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 6