Rede van mr. O. W. A. Baron van Verschuer wmw Geen argumenten tegen fusies meer Goed inspelen op vrijheid met elkaar kunnen bespreken. En als wij conclusies hebben getrokken, moe ten wij ons daaraan met elkaar gebonden achten. Wij mogen ook op dit punt onze autonomie, die ons dierbaar is, niet mis bruiken ten koste van elkaar. Een derde en laatste kanttekening geldt de winstuitkering van de centrale bank. Ook die is volgend jaar aan de orde, afhankelijk van de uitslag van de discussie binnen on ze organisatie. De winstuitkering van de centrale bank is een afgeleide van wat u als banken doet. Immers, er is een bepaalde financiële verhouding tussen centrale bank en lokale banken. Wanneer we als principe aanvaarden dat die verhouding niet ver stoord mag worden, ook niet door winst uitkeringen, zal de uitkering van de cen trale bank gelljketred moeten houden en in dezelfde verhouding moeten staan als de uitkeringen van de lokale banken. Ik hoop en vertrouw dat deze discussie, die nieuw is, die gaat over een moeilijke mate rie waar bovendien van blijkt dat er erg verschillend over wordt gedacht, in het ko mende jaar positief zal kunnen worden af gerond. Positief in die zin bedoeld, dat onze overlegstructuren bestand en toerei kend zijn om er samen uit te komen. Ten slotte zou ik nog iets willen zeggen over een voor ons allen gevoelig onder werp, namelijk de omvang van de plaatse lijke banken. Gevoelig hierom, omdat het zeer direct de autonome positie van elke plaatselijke bank raakt. Als we onze ogen niet sluiten voor de ontwikkeling van schaalvergroting die zich rondom ons heeft afgespeeld, dan ontkomt geen enke le bank aan de beantwoording van de vraag: 'Is onze coöperatieve bank qua om vang, werkwijze en dienstbetoon in staat om aan de eisen van de leden/cliënten te voldoen?' De beantwoording van deze vraag kan beter plaatsvinden in tijden waarin we nog vrijwillig hierover kunnen discussiëren, dan in tijden waarin wij prak tisch geen keus meer hebben. Als wij - en daarvoor zou ik willen pleiten - in staat zijn persoonlijke belangen niet voorop te stel len, maar vanuit een zakelijke invalshoek na te gaan wat in het belang van leden en cliënten is, dan zullen wij met goede wil ook voor de persoonlijke belangen een op lossing vinden. Speciaal moet dit gelden voor directeuren en medewerkers. Ronduit onjuist is het dat 1 1 V2 jaar na de fusie van de beide centrale banken nog 12 banken van Boerenleenbank- en Raiffeisensigna- tuur naast elkaar voortbestaan. De be stuurscolleges van die banken hebben geen enkel zakelijk argument meer voor hun gescheiden optreden. Integendeel, zij schaden niet alleen zichzelf, maar ook, en dat is nog erger, de hele organisatie. Raad van Beheer en hoofddirectie zullen met alle overtuigingskracht, die ook nu nog nodig blijkt te zijn, streven naar een volledige fu sie binnen een afzienbare termijn. Ik eindig met een blijde toon. Ik sprak over de jaren na de fusie. Ter bekroning hiervan zal dit jaar het centrale hoofdkantoor in Utrecht officieel in gebruik worden ge steld. Hierdoor beschikken wij voor al onze medewerkers in Utrecht in plaats van over vier kantoren over één spiksplinternieuw kantoorgebouw, dat schittert in de zon, trouwens in alle weersomstandigheden. Dit gebouw zorgt er met dat in Eindhoven voor dat onze medewerkers qua huisves ting nauwelijks meer iets te wensen kun nen hebben. Na de opening zullen op be paalde zaterdagen alle bestuurscolleges van plaatselijke banken de gelegenheid krijgen om het nieuwe bankgebouw te bezichtigen. Ik sprak over veranderende omstandighe den, die andere eisen stellen aan ons in de toekomst. Heel speciaal geldt dit voor tekenen van economische heropleving, die voor ons consequenties zal moeten heb ben. Wij zullen moeten zorgen, dat wij ad rem en goed inspelen op de mogelijkheden en noodzakelijkheden die daar voor onze organisatie liggen. Als wij allen ons best doen, zullen wij ook in 1 984 zeker slagen in het brede veld van onze werkzaamhe den. De President van de Nederlandsche Bank, onze vroegere medewerker Dui- senberg, begint zijn jaarverslag 1983 met de woorden 'het gaat beter, maar nog niet goed'. Voor onze Rabobankor- ganisatie en tot besluit van mijn ope ningswoord zou ik willen zeggen: 'Het gaat goed met de Rabobankorganisa- tie, maar het kan nog beter' En daar zullen we ons best voor doen m

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 18