Wob Wob Een achterhaald verslag SSR en de 1 -2-3-aktie nerlanden geven aan, dat de onderlinge beleidsafstemming via het corset van het EMS concrete vormen aanneemt. Niette min zijn de afwijkingen bij de inflatiecijfers nog dermate belangrijk, dat een volgende muntherschikking niet al te lang meer op zich zal laten wachten. De kans lijkt echter groot, dat de pariteitsveranderingen gerin ger van omvang zullen zijn dan bij de voor gaande algemene wisselkoerswijzigingen. Vooral de ontwikkeling in het laatste jaar gaf de ministers van Financiën van de EMS-landen aanleiding om zich tijdens het lustrum verwachtingsvoller over het stelsel uit te laten. Een uitbouw van het monetair samenwerkingsverband, alsmede een gro tere rol voor de ECU vereisen evenwel ver dere stappen in de onderlinge beleidsaf stemming. Te denken valt aan het ophef fen van deviezen- en kapitaalverkeersre- stricties, aan meer gebruik van EMS-valu- ta's bij EMS-interventies, alsmede aan meer toenadering op het gebied van de be- grotings- en inkomenspolitiek. Concrete daden op deze terreinen zijn niet alleen es sentieel voor een verdere versteviging van het EMS doch evenzeer voor de nu alom gereclameerde gezamenlijke industriepo litiek. Ook het toenemend gebruik van de ECU in het particuliere verkeer vraagt om dringende ondersteuning vanuit de poli tiek. Het is daarom van algemeen Europees belang dat het door het EMS gestimuleer de integratieproces zich onverminderd voortzet. Al eerder kwam in het blad Rabobank naar voren dat het Algemeen Sociaal Jaarver slag misschien z'n langste tijd wel gehad heeft. Aanleiding voor de bespiegelingen toen vormde de regelmatige berichtge ving, dat enkele andere grote bedrijven en instellingen de uitgave van hun sociaal jaarverslag staakten. Nu ook onzeorganisatiedejaarverslagrace weer achter de rug heeft, breekt de tijd voor bezinning aan. Na enkele jaren van gescheiden sociale berichtgeving voor aangesloten banken en centrale bank, na drie aparte Algemene Sociale Jaarversla gen (over de jaren '80, '81 en '82) en na de recente verschijning van het verslag over 1 983 als bijzonder nummer van het orga nisatiepersoneelsblad Raboband lijkt de bezinning op deze vorm van sociale ver slaglegging des te meer op z'n plaats. De sociale berichtgeving vindt immers steeds regelmatiger - ook in de loop van het jaar- plaats. Het nieuwe personeelsblad op or ganisatieniveau istoch een ideaal medium, een van de vele die openstaan voor sociaal nieuws. Waarom dan nog een soort jaar overzicht maken? Als 't goed is, kan daarin geen echt nieuws meer staan, tenminste als we de regelmatige sociale verslagleg ging en berichtgeving serieus nemen. Een jaaroverzicht met jaarcijfers en samenvat tingen, of overzichten van al gepubliceerde zaken lijkt ons niet bepaald nodig. Zeker niet, wanneer dat traditiegetrouw in april of mei van het navolgende jaar verschijnt. (Opvallend trouwens, dat na al die jaren dit jaar pas een aangesloten bank over deze - overigens heel verklaarbare maar schijn baar zo zinloos late - verschijningsdatum viel, en in de pen klom!) Misschien moeten we - al is het alleen maar om het gevaar van in herhaling vallen te voorkomen - voortaan het sociaal jaar verslag maar beperken tot de feitelijke cij fers en de daarop gebaseerde conclusies en analyses. Die kunnen vast wel iets eer der verschijnen dan een heel verslag nu. Tussendoor kunnen dan achtergrondarti kelen en berichten in het personeelsblad en de andere media gepubliceerd worden. Stof en media genoeg! Misschien moeten (en gaan) we wel die kant op. Tenzij de hui dige ontvangers van het sociaal jaarverslag ons ervan overtuigen, dat dit een slechte ontwikkeling zou zijn. Tot aan de voorbe reidingen van het verslag over 1 984 (om streeks november) is dat een vraag, die ons wel bezighoudt. Het verzoek van de voorzitter van de Raad van Beheer en van de Hoofddirectie aan de plaatselijke Rabobanken om de vergoe ding, ontvangen bij verkoop van 1-2-3- kaarten, af te dragen aan Stichting Steun door Rabobanken is niet onbeantwoord gebleven. In de eerste drie maanden van 1984 hebben 399 banken daaraan al ge volg gegeven. Zij boekten in totaal f 338 81 6 over op rekening van de Stich ting. Gemiddeld dus rond f 850 per bank. Deze extra inkomsten voor de Stichting zijn bijzonder welkom. Het geld zal voor ruwweg een derde deel zijn bestemming vinden binnen Nederland voor doeleinden, die een steun in de rug zijn voor sociaal achtergestelde groepen. Het accent ligt daarbij op vermindering van het isolement van groepen gehandicapten. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan vergro ting van hun mobiliteit door aangepast ver voer en verbetering van bereikbaarheid van dienstverlenende en culturele instellingen. Voor de rest gaan de 1 -2-3-vergoedingen naar projecten in ontwikkelingslanden. Statutair is de Stichting daarbij gebonden aan de bevordering van bestaansmogelijk heden op het platteland. Twee hoofdgroe pen van projecten zijn daarbij te onder scheiden: de meerjarige steun voor de ont wikkeling van landbouwkredietinstellingen en de in principe eenmalige steun voor kleinschalige projecten, in de sfeer van dorpsontwikkeling, landverbetering enzo voort. Aanvragen voor steun komen uit vele rich tingen. Kennelijk is de aanwezigheid van onze Stichting bij 'steunzoekers' goed be kend. Vaak constateren wij echter, dat de aanvraag niet aan de criteria voor toeken ning voldoet. Dit is vooral het geval bij aanvragen voor binnenlandse projecten. Het is onze Stichting niet mogelijk bijvoor beeld op aanvragen uit de brede welzijns sector in te gaan. En wel om de volgende redenen: de behoefte aan steun over schrijdt verre de capaciteit die wij ter beschikkig hebben; de dekking van exploi tatiekosten en dus continue voorziening met mensen en/of middelen bij de hulpvra gende stichtingen en organisaties is ons niet mogelijk, met het oog op het ontstaan van een te grote afhankelijkheidsrelatie; veel aanvragen hebben een te specifiek karakter vanuit het oogpunt van levensfilo sofie of godsdienst. Ook strikt medisch georiënteerde aanvra gen en die, welke direct verband houden met de drugsproblematiek, komen niet voor steun in aanmerking. Voor de beoor deling van die sectoren is zeer specifieke deskundigheid vereist. Wij achten het niet juist om daarbij als Stichting een bepaalde startersrol te vervullen. Er blijft echter nog genoeg over. Wij denken vooral aan de gehandicaptenzorg. Op dat terrein ligt voor de stichting in het binnenland het ac cent. Het is goed hierbij nog op te merken, dat wij in het algemeen geen hulp verstrek ken aan individuele personen. Het moet om groepen gaan en om hun maatschap pelijke ontplooiingsmogelijkheden en bo vendien om eenmalige behoeften, zoals het opstarten van nieuwe activiteiten of de toepassing van eenmalige investeringen voor gehandicapten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 7