Wob Wob Coöperatieve kenmerken Vijf jaar EMS Vervolg wob van pagina 3 Dat biedt een typisch gespleten afzet- beeld. Maar omdat Duisenberg 'curieuze' stimuleringsmaatregelen afwijst, ander zijds echter terecht veel oog heeft voor de grote werkloosheid - vooral onder de jeugd - heeft hij in de pers een eigen, de aandacht trekkend idee gelanceerd. Ver licht de 'kosten' van de arbeid door verla ging van de sociale werkgeverslasten. Als de arbeid voor de werkgevers goedkoper wordt, zal deze weer kunnen concurreren met machines en zal er meer vraag naar ar beid ontstaan. Duisenberg zou voor die verlichting van arbeidslasten (een deel van) de WIR-gelden willen bestemmen, alsmede de toegezegde lastenverlichting voor het bedrijfsleven. De richting, die Duisenberg aangeeft is be twistbaar. Maar ze verdient in ieder geval nadere overweging. Te meer, omdat Dui senberg een en ander niet presenteert als een star, gesloten model. Uit ervaring weet hij, dat de werkelijkheid altijd anders is dan die welke uit de modellen rolt. Daarom lijkt hij ook niet al te pessimistisch te zijn over een herstel van de binnenlandse be stedingen, ook zonder stimuleringsmaat regelen. Zulks op grond van de ruimere monetaire verhoudingen en een relatieve renteverlaging. Een aanhoudend verbete rende rendementspositie van bedrijven zou een uitweg in bestedingen kunnen gaan zoeken. Duisenberg zou zichzelf ech ter niet zijn, als hij ook hier niet weer op het gevaar van onevenwichtigheden wijst: de lonen mogen 'niet buiten de oevers tre den', zodat arbeid zichzelf nog verder uit de markt zou prijzen. Ook moeten we niet weer in de inflatiezone belanden. Inder daad: het gaat beter, maar we zijn er nog lang niet. Het coöperatieve karakter en de wijze waarop dat aspect extra kan worden bena drukt is een blijvend aandachtspunt in onze coöperatieve organisatie. In onder andere de recent uitgebrachte ledengids en in de momenteel plaatsvindende alge mene vergaderingen komt dat concreet naar voren. De ledengids heeft bij onze aangesloten banken een verheugend posi tieve ontvangst gekregen. Ruim een kwart miljoen exemplaren van deze gids zijn in tussen besteld om daarmee leden en aspi rantleden te informeren over het coöpera tieve karakter van hun bank. De ledengids geeft voor dat karakter drie essentiële ken merken die - hoewel voor onszelf zeer ver trouwd - door de buitenstaander lang niet altijd als zodanig worden beleefd. Het gaat om de doelstelling van onze banken, om de medezeggenschap van de leden en om de plaatselijke zelfstandigheid. Alle drie de punten zijn uniek vergeleken met andere banken in ons land. Uit de massale verspreiding van de ledeninformatiegids, waarin de rechten en plichten van het lid maatschap worden toegelicht, moge blij ken dat de plaatselijke Rabobanken hun le den graag uitnodigen tot deelname aan de mogelijkheden die er zijn om inspraak in het eigen bankbeleid te hebben. Een coö peratieve vereniging is pas een echte ver eniging als ertussen leiding en leden zinvol en gericht wordt gesproken over het ge voerde en te voeren beleid. De ledengids beoogt dit besef te stimuleren. In navolging van de vorig jaar ontwikkelde initiatieven om de algemene vergadering meer inhoud te geven is er een groeiend aantal Rabobanken, dat dit jaar extra aan dacht geeft aan de organisatie van deze bijeenkomst. Zo is er in de regio Friesland een groep van 28 banken, die met behulp van het regiokantoor dit jaar hun algemene vergadering met extra zorg voorbereiden en organiseren, leder lid wordt persoonlijk uitgenodigd, de jaarcijfers worden uitge breid en duidelijk toegelicht en veelal is er een interessant tweede gedeelte van de bijeenkomst. Vaak worden ook echtgeno ten respectievelijk bedrijfsgenoten van de leden mede uitgenodigd. Een verhoogde opkomst en diepgaander overleg met de leden zijn het doel van deze inspanningen, die ook bij vele andere Rabobanken wor den verricht. De hier gesignaleerde actuele aandachts punten geven overduidelijk aan, dat er voor coöperatieve banken voldoende mo gelijkheden zijn om zich te onderscheiden van niet-coöperatieve banken. Een aantal weken geleden was het Euro pees Monetair Stelsel (EMS) officieel vijf jaar in werking. Het lustrum werd in brede kring aangegrepen om het monetair sa menwerkingsverband op haar merites te beoordelen. Het EMS ging begin 1 979 van start met als doel, door middel van hechte re onderlinge beleidsafstemming te ko men tot een zone van monetaire stabiliteit in Europa. De jaren zeventig hadden vol doende aangetoond, dat internationale monetaire wanorde uiterst verlammend uitwerkt op de samenwerking in de Ge meenschap. Derhalve moest het EMS me de als stimulans fungeren om de Gemeen schap uit haar lethargie te halen. Het scepticisme over het slagen van het wisselkoersverband was echter groot, vooral onder monetaire ingewijden en mensen uit het bedrijfsleven in de sterke valutalanden. Het stelsel werd een kort le ven voorspeld. Inflatielanden zoals Frank rijk en Italië hadden nu eenmaal een slech te naam op het gebied van samenwerking, zeker wanneer onpopulaire beleidsaan passingen aan de orde waren. Gelet op de reeds bestaande onderling grote inflatie- verschillen zou men van de ene wissel koersaanpassing in de andere vervallen. Dat het stelsel bovendien ooit moest leiden tot de volbrenging van een Europese Mo netaire Unie met een gezamenlijke munt, werd nauwelijks serieus genomen. Vijf jaren EMS-praktijk waren niet vol doende om dit scepticisme op belangrijke punten te doorbreken. Terecht wijst men hierbij op het feit, dat de relatief stabiele wisselkoersverhoudingen binnen het EMS grotendeels te danken zijn aan de her nieuwde belangstelling voor de dollar. Desondanks waren er tussen oktober 1 981 en maart 1 983 vier wisselkoersaan passingen noodzakelijk, die in ruime mate moesten worden toegeschreven aan een té uiteenlopend economisch beleid tussen de zwakke en sterke valutalanden. Toch gaat deze evaluatie voorbij aan een aantal wezenlijke verdiensten van het stel sel. Dit betreft onder meer het toegenomen beraad via het Monetair Comité en de da gelijkse coördinatie van decentrale banken met betrekking tot de ontwikkeling op de valutamarkten. Een vooruitgang was voorts het feit dat de voltrokken wissel koersaanpassingen resulteerden uit geza menlijk overleg. Geen eenzijdige beslissin gen, doch een hardnekkig onderhande lingsproces waaruit wederzijds concessies voortkwamen. Een uitgesproken voorbeeld hiervan was de laatste ronde van re- en de valuaties in maart 1983. Ondanks de ne gatieve teneur, die toen rond het onder- handelingsgebeuren hing, bleek achteraf een duidelijke doorbraak te zijn bereikt. Frankrijk en Italië kozen nadrukkelijk voor het EMS en waren bereid het politiek on vriendelijke anti-inflatiebeleid te verster ken. In de navolgende maanden ontston den geleidelijk de eerste voorzichtige re sultaten. De afnemende verschillen bij de uitkomsten op de betalingsbalans en de groei van de geldhoeveelheid van de part-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 6