ledereen het zijne Bedrag afzonderen Er zijn nog stukken van de vestingwal, die in de vorige eeuw gesloopt werd, behouden ge bleven. door de heren G. Jebbink, voorzitter, H. J. Teerink, vice-voorzitter en J. W. Klein Win kel als secretaris. De eerste kassier was J. C. Wijers. Hem werd opgedragen te zij nen huize zitting te houden 's zomers van 8 tot 1 0 uur en 's winters van 7 tot 9 uur op elke donderdagavond. Het eerste jaar le verde een verlies op, nadat de kassier zijn jaarsalaris ad f 1 5,- had geïnd. De voorzit ter ging al spoedig naar de Algemene Vergadering van de banken die bij de voor malige Coöperatieve Centrale Raiffeisen- Bank te Utrecht waren aangesloten. En hij was getuige van pogingen om de eisen voor toelating als lid 'om te buigen' in een richting die de meeste aanwezigen niet wensten. Maar ook kreeg hij 'de voldoe ning, dat er veel gedaan wordt door ver schillende heeren voor het welzijn der Ban ken'. Op de ledenvergadering van 11 januari 1 907 bleek al iets van ongerustheid. Twee leden hadden gehoord dat de bank wel eens op 'onvasten voet' zou kunnen staan. Het is nog maar de vraag of de kassier hen gerust kon stellen met het antwoord, dat alle leden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor alle verbintenissen van de bank! Inmiddels had het bestuur gezorgd voor de aankoop van alle benodigdheden, zoals boeken, re gisters en een brandkast. Niets was er dat een goede start nog kon tegenhouden. Wel moest men in 1909 duidelijk positie bepalen en 'het been stijf houden'. Want op 29 december van dat jaar werd tijdens de ledenvergadering in het Volkshuis me dedeling gedaan van een schrijven van Ba ron de van der Schueren en anderen, in houdende een oproeping om mee te wer ken aan de oprichting van een nieuwe 'Centrale op Christelijken Grondslag'. Dat ging evenwel niet door, zoals we weten. Er bestonden immers al twee Centrale Ban ken op neutrale grondslag. En een derde, die in later jaren in Alkmaar door enkele banken werd opgericht had geen levens mogelijkheden. Deze ging na enkele jaren reeds ter ziele. Wél stond men positief te genover een voorstel van de bank te Nij- broek, die omstreeks 1910 wilde komen tot het vormen van 'Ringen' van aangeslo ten banken. Dat zinvolle initiatief ging wél door! Men gunde iedereen graag het zijne. Van daar dat de afgevaardigde naar de Alge mene Vergadering te Utrecht in 1911 de opdracht kreeg om de 'tractementsver- hoogingen van den Administrateur en de pensioenering der ambtenaren van de Centrale Bank' te steunen. De juiste bete kenis die men aan statuten en huishoude lijk reglement moest geven leidde, vooral in de pioniersjaren, nog al eens tot vragen. Zo ook in 1912, toen een lid vroeg of de 'Proeftuin Zutphen' ook geld kon krijgen van de Bank. Deze vereniging kon evenwel geen lid worden en dus ook geen geld krij gen. Een volkomen legale uitweg bestond daarin, dat een lid van de 'Proeftuin' ook lid van de Bank zou zijn en - onder de nodige waarborgen - gelden zou opnemen. In 1915 constateerde het lid J. Memelink, dat de bank niet vooruitging. Hij meende dat dit zijn oorzaak vond in het feit, dat de echtgenote van de kassier tegenwoordig was bij bestuursvergaderingen en op mo menten dat de mensen geld kwamen ha len, of brengen. Memelink kreeg van zijn medevergaderden echter geen voet aan de grond. Zo groot was het vertrouwen in het kassiers-echtpaar! De heer Memelink was een niet zo erg ge makkelijk lid. In 1913 verklaarde hij zich sterk tegen een salaris van f 100,- voor de kassier, met als argument: 'daarvoor kan men wel een beteren kassier krijgen en meer waarborgen dat de bankzaken in be sloten kring worden behandeld.' Wéér kreeg Memelink de wind van voren waarop hij zich ook over allerlei andere zaken hef tig ging opwinden en nijdig de aftocht blies. De notulist noteerde: 'de vergadering herademt.' De bank in Zutphen kon het lij den, dat in 1915 een bijdrage van één gul den werd geschonken als huldeblijk aan de heer Löhnis bij diens aftreden als Inspec teur van de Landbouw. Löhnis had steeds het groeiende landbouwkredietwezen daadwerkelijk gesteund, waar dat nodig was. De afgevaardigde naar de Algemene Ver gadering te Utrecht in 1918 had het niet gemakkelijk. Hij mocht instemmen met het voorstel om nieuwe banken uit de kas van de Centrale te steunen; mocht - onder pro test - goedkeuren dat ambtenaren van de Centrale duurtetoeslagen zouden krijgen (gezien de nog voortdurende oorlogstoe stand) en moest zijn stem onthouden aan overige salarisvoorstellen. De Eerste Wereldoorlog was in december 1921 wel voorbij, maar de daaruit voort vloeiende ellende zeker niet. Er waren revoluties, waaronder de Russische in 1917. Met het oog daarop stelde het lid Schaap voor om uit de reserve een bedrag af te zonderen voor de hongerlijdende be volking van Rusland. Dat werd een bedrag van f 1 00,-. Om ook de eigen landgenoten niet te vergeten, vroeg het lid Coenders of er ook iets gedaan kon worden voor de arbeiders in Drenthe (hij bedoelde mis schien de arme veenwerkers). Het bestuur zou dit nog wel onderzoeken. Het resultaat van dit 'onderzoek' blijft echter onbekend. De heer E. Meppelink, die in 1 924 als be stuurder bedankte na vanaf oprichting in functie te zijn geweest, kreeg een sigaren koker met zilveren plaat ten afscheid, lm mei 1 926 bestond de bank twintig jaar. Er was een feestvergadering met ettelijke vertegenwoordigers en sprekers. Het Rampenfonds Borculo kreeg f 200,- om de slachtoffers van de beruchte orkaan te helpen en de kassier kreeg als assistente een boekhoudster, mej. N. Wijers. Er werd uiteindelijk een eigen kantoor in gebruik genomen, na de kassier bedankt te hebben voor het gedurende zo lange jaren mogen

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 30