Vorige maand werd in het Amsterdamse RAI- congrescentrum de vijftiende NIBE-jaardag gehouden. Het thema waarmee een groot aantal vertegenwoordigers van voornamelijk financiële instellingen zich dit jaar bezighield was de kredietverlening en meer in het bijzonder de grenzen daarvan. De overheidsfinanciën Op zo naar de grenzen van de het preadvies van Le Blanc en het daarop betrekking hebbende co-referent van Wijf fels, omdat de bancaire uitzettingen bij de overheid gedurende de afgelopen jaren de ontwikkeling van de balansverhoudingen in sterke mate hebben bepaald. Le Blanc besteedde in zijn preadvies uitge breid aandacht aan de ontwikkeling van de overheidsschuld en alles wat daarmee sa menhangt. Daarbij kwam naar voren dat als gevolg van voortdurend optredende fi nancieringstekorten van het Rijk de staats schuld sterk is toegenomen. Wat opvalt is dat niet alleen de vaste staatsschuld in gul dens scherp is opgelopen, maar evenzeer de schuld in procenten van het nationaal inkomen. DE ONTWIKKELING VAN DE VASTE STAATSSCHULD IN MILJARDEN GULDENS (IN NNI) Zoals te doen gebruikelijk hadden enkele preadviseurs hun ideeën op schrift gesteld. Prof. dr. H. G. Advocaat, lid van de raad van be stuur van Amro Bank, ging in op de binnenlandse private krediet verlening, terwijl dr. L. J. C. M. le Blanc, lid van de raad van be stuur van F. van Lanschot Bankiers, de ban caire kredietverlening aan de overheid be handelde. De derde preadviseur was mr. J. W. Hoobroeckx, algemeen directeur van de Nederlandse Credietverzekerings Maatschappij, die stilstond bij het feno meen kredietverzekering. Op de jaardag zelf leverden drie co-referenten commen taar en kritiek op de genoemde preadvie zen. Als co-referent traden achtereenvol gens op drs. I. E. G. van der Boor, lid van de raad van bestuur van de Nederlandsche Middenstandsbank, drs. H. H. F. Wijffels, lid van de hoofddirectie van Rabobank Ne derland en mr. L. D. de Bièvre, directeurge- neraal internationale concernfinancierin gen van de Algemene Bank Nederland. In dit artikel wordt met name ingegaan op Jaar Staatsschuld 1970 23,5(22,3%) 1975 34,8(18,4%) 1980 78,1 (25,8%) 1981 96,8(30,9%) 1982 122,8(37,4%) 1983 153,3(45,8%) Voorlopig moet nog met forse financie ringstekorten worden gerekend, leder op tredend tekort moet immers worden ge- Drs. G. Zwaan Algemeen Economisch Onderzoek dekt en vergroot daarmee de staatsschuld navenant. Een verdere toeneming van de rente- en aflossingslasten van de Staat is het gevolg. Flet beeld dat zo met betrek king tot de nabije toekomst ontstaat is hui veringwekkend. Van welke veronderstel lingen men ook uitgaat ten aanzien van rente-ontwikkeling, groei van het nationaal inkomen en tekortreductie, steeds komt naar voren dat de rente- en aflossingslas ten aan het eind van deze eeuw een veel voud zullen zijn van wat ze momenteel be lopen. Door de sterk toenemende rentelasten zul len andere categorieën overheidsuitgaven worden verdrongen. Dit geldt met name in de huidige situatie, waarin een niet kinder achtig bezuinigingsbeleid wordt gevoerd. Toch waren zowel Le Blanc als Wijffels van mening, dat onverkort moet worden vastgehouden aan het huidige ombui- gingsbeleid. Loslaten ervan zou slechts be tekenen, dat in een later stadium nog veel pijnlijker maatregelen moeten worden ge nomen om orde op zaken te stellen. Over de toekomstige aflossingen toonde met name Wijffels grote bezorgdheid. Vanaf 1 987 is een enorme stijging te ver wachten. En daarmee ontstaat een herfi nancieringsprobleem. Tot dusverre werd er altijd, overigens niet ten onrechte, van uitgegaan dat de aflossingsverplichtingen geen probleem vormden, omdat de af te lossen bedragen onmiddellijk weer te rug konden worden geleend. Of dat de ko mende jaren zo blijft moet volgens Wijffels ernstig worden betwijfeld. Nu voortdurend sprake is van omvangrijke financieringste korten zouden bepaalde beleggerscatego rieën wel eens niet langer op voorhand be reid kunnen blijken om, naast het opnemen van nieuwe staatsschuld ter dekking van het jaarlijkse tekort, ook nog eens grote, uit aflossingen vrijkomende bedragen op nieuw bij de Staat uit te zetten. Dit zal met name gelden voor buitenlandse beleggers, die hun beslissing tot herbelegging sterk zullen laten afhangen van de alsdan te ma ken afweging tussen renteopbrengst en verwacht valutarisico en voor de banken die allereerst naar de kredietvraag van meer traditionele cliënten in relatie tot de verwachte middelenontwikkeling zullen kijken. Le Blanc toonde zich op dit punt weliswaar ook bezorgd, maar had toch meer vertrouwen, dat de beleggers te zij ner tijd tot herfinanciering zouden over gaan, mits de overheid erin zou slagen de opwaartse trend in de ontwikkeling van het financieringstekort te doorbreken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 24