Het Europese toezicht op de banken De beperkte aandacht die tot nu toe in het maandblad Rabobank is besteed aan de invloed van de Europese Gemeenschap op het bankwezen in Nederland en meer in het bijzonder op onze organisatie, is niet maatgevend voor het belang dat wij aan coördinatie van het bankentoezicht in de EG hechten. In het vorige nummer is reeds de 'Groupement' besproken. In dit artikel wordt ingegaan op een van de belangrijkste punten waar deze vereniging zich mee bezighoudt, namelijk de Europese bankwetgeving en daarmee samenhangend het bankentoezicht. De eerste bankenrichtlijn eb V-, V 0 V e Europese Gemeenschap heeft als belangrijkste doelstel ling het tot stand brengen van een gemeenschappelijke markt, waarbinnen een vrij ver keer van goederen, diensten en kapitaal kan plaatsvinden. Voor de banken uit de diverse lidsta ten betekent dit, dat zij op vergelijkbare wijze in staat moeten worden gesteld om het bankbedrijf overal in de EG uit te oefenen. Om dat te bereiken moeten de belangrijkste verschillen tussen de bank- wetten van de lidstaten worden opgeheven en moet het kapitaalverkeer tussen die lid staten worden geliberaliseerd. Voor het op elkaar afstemmen van de bankwetten en het daaruit voortvloeiende toezicht moet de Europese Commissie maatregelen tref fen door middel van harmonisatierichtlij nen. Deze bankrechtharmonisatie is pas goed van start gegaan toen de Raad van Minis ters ultimo 1977 de eerste richtlijn tot coördinatie van het bankrecht vaststelde. De totstandkoming daarvan heeft veel tijd gevergd. De Commissie wilde namelijk aanvankelijk één alles omvattende coördi natierichtlijn maken, waarvan het vooront werp in 1971 verscheen. Daarin werd geprobeerd de verschillende nationale bankwetten tot in detail aan elkaar gelijk te nV O L-7 maken, waardoor onder andere het belang van specifieke groepen kredietinstellingen - zoals de coöperatieve banken - dreigde onder te sneeuwen. Als gevolg van de vele kritiek werd uitein delijk tot een andere - stapsgewijze - aan pak besloten, waarbij men voor ogen had om door middel van een aantal opeenvol gende richtlijnen steeds meer zaken te re gelen. Dat dit niet al te snel gaat, blijkt uit het feit dat op het moment nog volop ge discussieerd wordt over de inhoud van de tweede richtlijn. Bovendien zijn in een aan tal landen de nationale wetten nog steeds niet in overeenstemming met de bepalin gen van de eerste richtlijn. Voor Nederland is dat wel het geval. Onze op 1 januari D

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 20