O
Oorzaken vermindering
recht
Ontgaan en ontduikingen
Zelfoverschatting van de
wetgever
Het zoeken naar een
oplossing
Balans
mede-erfgenamen te worden betaald voor
hun eventuele aandeel in de pachtrechten.
Pas als het zogenaamde pachtersvoordeel
wordt gerealiseerd komt de fiscus om de
hoek kijken. Wel is de economische waar
de afhankelijk van de duur. Zij is tot nul ge
reduceerd aan het einde van de pachtter
mijn als geen verdere verlening mogelijk
is. Maar dit komt niet zo vaak voor.
Als oorzaken voor de vermindering van de
verpachte oppervlakte landbouwgrond
worden onder meer de volgende omstan
digheden genoemd. Door het verpachten
van tot dusver pachtvrij land, daalt de prijs
van het land met bijna 40 procent. Ver
pacht men land, dan verliest men de vrije
beschikking over dat land voor lange tijd,
zo niet voor altijd. Bovendien is het rende
ment, ten gevolge van de hoogte van de
Prof. mr. G. Heida
bijzonder hoogleraar
Agrarisch Recht
Katholieke Universiteit
te Nijmegen
door de overheid vastgestelde pachtnor
men, laag. Ook als men rekening houdt
met het betrekkelijk waardevaste karakter
van de grond. Zelfs overheidslichamen als
gemeenten gaan liever mais telen dan
grond verpachten.
Door de toenemende bezwaren tegen de
pacht neemt niet alleen de verpachte op
pervlakte af, maar wordt ook naar andere
oplossingen gezocht, opdat de eigenaar
zijn status kan behouden en de gebruiker
toch tegen betaling de beschikking over de
grond krijgt.
Eén van de mogelijkheden om de als te
knellend ervaren banden van de Pachtwet
te slaken, is het aangaan van een erfpacht
contract voor langer dan 25 jaar. Hiervoor
geldt de Pachtwet niet. De indruk bestaat
echter, dat ook regelrechte ontduiking van
de Pachtwet hoe langer hoe meer voor
komt.
Hiervan bestaan, zoals begrijpelijk is, geen
concrete gegevens. Toch hoort men te
vaak spreken over ontduiking van de
Pachtwet om dit als louter geruchten af te
doen. Er zitten weliswaar aan het sluiten
van mondelinge contracten grote risico's,
maar in de praktijk schijnt men deze - bij
voorbeeld door zorgvuldige partnerkeuze
- tot aanvaardbare proporties terug te
brengen.
Bij het in verband met vruchtwisseling
pachten van steeds weer andere percelen,
heeft de pachter er ook veel belang bij zich
aan de mondelinge afspraken te houden,
ten einde voor zichzelf de markt niet te be
derven. Beroept hij zich op de Pachtwet
dan zal een andere eigenaar, als de pachter
behoefte heeft aan een ander stuk land,
zich wel eerst tien keer bedenken alvorens
het land bij hem in gebruik te geven. In dit
verband kan gewezen worden op het ver
schijnsel van zaaiklaar verhuren van land.
In het algemeen zal hierbij sprake zijn van
pacht.
Ik geloof echter niet de plank mis te slaan
door te stellen, dat relatief weinig van deze
overeenkomsten ter goedkeuring aan de
grondkamer worden aangeboden.
De wetgever heeft in zekere zin maar be
perkte mogelijkheden het maatschappelijk
leven te reguleren. Tenzij men het ontstaan
van een politiestaat aanvaardbaar acht. De
overheid zal - ik ben bepaald geen voor
stander van staatsonthouding - rekening
moeten houden met de maatschappelijke
werkelijkheid.
Denk bijvoorbeeld aan de relatie tussen de
vaststelling van de huren en de animo van
beleggers voor woningbouw. Ook zal een
wettelijke maatregel voldoende weerklank
moeten ondervinden bij de betrokken bur
gers. Massale overtreding van een wet zal
tot nadere bezinning nopen. Bovendien
lijdt het aanzien van de wet onder het feit,
dat niet altijd diegene wordt beschermd,
die dat verdient.
Het is bijvoorbeeld te simpel gedacht, dat
in alle gevallen van schriftelijke vastleg
ging door de rechter van een mondeling
pachtcontract, de pachter de partij is die
moreel het gelijk aan zijn kant heeft. Ook is
het niet in alle gevallen opgelegd pandoer,
dat de pachter in economisch en maat
schappelijk opzicht van de twee de zwak
ste partij is.
Om de door het teruglopen van de pacht te
verwachten problemen het hoofd te bie
den, kan men verschillende wegen bewan
delen. Het is denkbaar de Pachtwet zo te
laten - voor de zittende pachters is dit niet
onaantrekkelijk - en naar alternatieven te
zoeken. Een beproefd alternatief is de met
overheidsmiddelen gefinancierde grond
bank, waarbij de overheid 'bloot' eigenaar
wordt en de boer erfpachter.
De kwetsbaarheid van dit systeem blijkt nu
de overheid moet bezuinigen: de grond
bank doet geen nieuwe aankopen en uitgif
ten meer. Een ander alternatief zou zijn het
oprichten van een particuliere grondbank.
De ervaringen met een soortgelijk insti
tuut - de Groningse Landwaarden NV -
zijn niet erg hoopgevend.
Wil men beleggers animeren voor het fi
nancieren van landbouwgrond, dan zal dit
toch op een of andere manier - met name
door het in uitzicht stellen van een redelijk
rendement - aantrekkelijk gemaakt moe
ten worden. Uitgaande van het gezegde
dat men geen oude schoenen moet weg
gooien voordat men nieuwe heeft, zou men
echter ook kunnen proberen de Pachtwet
te moderniseren.
In 1968 is een balans opgemaakt van de
werking van de ruilverkavelingswet. Deze
studie heeft bijgedragen tot de totstandko
ming van de nieuwe Landinrichtingswet.
De nieuwe Landinrichtingswet, die de Ruil
verkavelingswet moet vervangen, is in een
vergevorderd stadium van voorbereiding.
De tijd lijkt rijp thans de balans op te maken
van de werking van de Pachtwet.
Als wij het Pachtbesluit 1941 meetellen -
de Pachtwet 1958 bouwt in meerdere op
zichten op dit besluit voort - dan is er alle
reden na meer dan 40 jaar de werking van
Pachtbesluit en Pachtwet aan een kritische
beschouwing te onderwerpen. Mijns in
ziens is het wenselijk de hele wet bij de be
schouwingen te betrekken en niet te vol
staan met incidentele aanpassingen. Bin
nenkort zal zo'n incidentele wijziging, die
hier en daar een verbetering bevat, in het
Staatsblad verschijnen. De verandering
houdt in dat de 65-jarige pachter in het al
gemeen geen recht op verlenging heeft. De
wijziging houdt echter ook in een vergro
ting van de mogelijkheid pachtrechten
over te dragen. Hierdoor wordt het per
soonlijk karakter van de pacht verder ver
zwakt. De vraag is of deze wijziging invloed
heeft op het voortbestaan van de pacht als
instituut.
Er bestaan voorts plannen de Pachtwet te
wijzigen in verband met het verpachten
van landbouwgrond in natuurgebieden.
Hoe verhouden deze plannen zich tot de
mogelijkheid van stimulering van de
pacht? Een andere vraag die gerezen is be
treft het eventueel bijdragen van de pach
ter in de waterschapslasten. Een grondige
bezinning - waarbij ook de pacht in zoge
naamde beheersgebieden ter sprake kan
komen - lijkt gewenst.
Men zal moeten voorkomen, dat door het
aanbrengen van incidentele verbeteringen,
gepaard gaande met allerlei compromis
sen, ten principale aan het probleem van
de teruglopende pacht niets wordt ge
daan. Bij het beraad gaat het niet alleen om
de belangen van de huidige generatie van
pachters en verpachters, maar ook om die
van de komende generaties. Deze belan
gen behoeven niet met elkaar in overeen
stemming te zijn.