Naar een
uitbreiding van het
werkgebied
Het verleden van de
Rabobank
Ermelo- Harderwijk
(vervolg)
In het januarinummer van
ons maandblad werd een
begin gemaakt met de ge
schiedschrijving van de
Rabobank Ermelo-
Harderwijk. Maar voordat
de bank zowel in Ermelo
als in Harderwijk haar
werkgebied zou hebben, is
er wel het een en ander ge
beurd. De lotgevallen van
Ermelo, tot het moment
waarop deze plaats een
zelfstandige gemeente zou
worden, waren daar niet
vreemd aan. Daarover is al
uitvoerig bericht. In deze
bijdrage neemt Terug-
blikker de draad in de
wordingsgeschiedenis van
deze bank weer op.
Wij zien nu wel terug op de
historie van de Rabo
bank Ermelo-Harder-
wijk, maar in 1940 en
nog vele jaren daarna
speelden de bankactivi-
teiten zich in hoofdzaak
af in Ermelo en omge
ving. De bank Ermelo die in 1915 was op
gericht kon in het jubileumjaar 1 940 te
rugzien op een goed verleden en op een fi
nancieel en moreel kerngezond heden,
zoals de voorzitter dankbaar constateerde.
Aan Harderwijk werd echter niet of nauwe
lijks gedacht. Er zou nog heel wat water
naar zee moeten stromen voordat ge
sproken kon worden over de Rabobank
'Ermelo-Harderwijk'.
De oorlogsdagen van mei 1940 gingen
voorbij zonder dat in Ermelo schade werd
aangebracht. Ze hadden wel tot gevolg dat
het 25-jarig bestaan van de bank zeer een
voudig herdacht moest worden. Dat alles
hield de groei van de bank niet tegen.
Immers, in maart 1941 werd een schrijf
machine aangeschaft en een jaar later kon
de kassier met vreugde constateren dat dit
apparaat nog steeds uitstekend voldeed.
De bezettingsjaren brachten een veelheid
van geboden, verboden, 'Verordnungen',
circulaires en andere narigheden met zich.
Maar er werd ook een begin gemaakt met
het sociale verzekeringsstelsel waardoor
de kassier werd 'verzekerd' door verplichte
toetreding tot het ziekenfonds. De 'grote
historie' werd geschreven met bloedige
letters; de 'kleine historie' van onze bank
vertoont een veel vreedzamer beeld. Zo
moesten bestuur en raad van toezicht
peinzen over een brief van een van de leden
die bezwaar maakte dat hij bij uittreding
als lid f5,- moest betalen. Na gepeins en
overleg werd besloten om deze goede man
te berichten dat hij dan maar lid moest blij
ven. Dit was niet zo'n heel moeilijke op
gave.
Het werd moeilijker voor bestuur en raad
van toezicht toen er zoveel gelden toevloei
den dat het vinden van goede beleggingen
steeds meer bezwaren ging ontmoeten.
Op de 25ste ledenvergadering in 1940
wees de voorzitter op het voorrecht 'hier
allen gezond aanwezig te mogen zijn'. Naar
die opgewekte woorden luisterden 20 van
de 275 leden. Bij een zusterbank in de om
geving was een nogal omvangrijke fraude
ontdekt. Worden bij een mogelijke fraude
de leden van de bank schadeloos gesteld?
Geruststellend konden voorzitter en kas
sier op deze vraag antwoorden dat de'con
trole welke het bestuur en raad van toe
zicht in samenwerking met de centrale
bank uitoefenen voldoende zal blijken te
zijn om fraude tegen te gaan'. Nog op 23
april 1940 kon voorzitter Verhoef met de
aanwezigen verheugd zijn dat ons land nog
gespaard bleef voor de oorlogsellende. Dit
uitstel bleek helaas geen afstel. De bezet
ting was enkele weken daarna een droevig
feit en daarmee kwamen ook sneller en
meer dan daarvoor regeringsvoorschriften
waarbij ook de banken en dus de kassiers
betrokken waren. Dit was een goede reden
om het jaarsalaris van kassier te verhogen
tot f 900,- plus f 1 00,- voor vuur, licht en
schoonhouden van het gebouw.
En de grote geldruimte werd van dag tot
dag nog groter. Door inbreng van spaar
gelden vermeerderde het spaarsaldo in
1941/1942 met ruim f61000,-! Een
enorm bedrag voor die tijd en die bank. De
winstbelasting, die maar een kort bestaan
was beschoren, werd in april 1 942 vervan
gen door de vennootschapsbelasting plus
de vermogensbelasting plus de onderne
mingsbelasting. Vooral de vennoot
schapsbelasting werd door latere regerin
gen dankbaar overgenomen.
Trouw aan de eenmaal opgenomen taak
bleven overal in den lande bestuurders en
functionarissen van onze banken geduren
de vele, vele jaren de steeds veelzijdiger
wordende belangen van hun bank, de le
den, spaarders en klanten, behartigen. Eén
voorbeeld uit vele vormt de heer G. Mur die
in juni 1944 talrijke felicitaties in ont
vangst nam bij zijn tachtigste verjaardag.
Mur vond dit wel het juiste moment om als
lid van de raad van toezicht af te treden. Op
diezelfde ledenvergadering vroeg een lid
waarom voorschotnemers wél lid moeten
zijn en spaarders niet. Het antwoord van de
voorzitter muntte niet uit door duidelijk
heid. Toch kon het heel simpel zijn name
lijk 'spaarders brengen alleen maar geld in
de kas maar leners en voorschotnemers
vragen geld'. Zij gebruiken geld van ande
ren. Met alle risico van dien. Vanzelfspre-