Bedrijfseconomische gegevens oncurrentie- ositie van rukwerk als in- •rmatiemedium RESULTATENREKENING DRUKKERIJEN Klein Modaal Middelgroot Omzet 1982 f320000 f970000 f4710000 (in van de omzet) Materiaalverbruik/werk van derden 37 36 41 Toegevoegde waarde 63 64 59 (in van de toegevoegde waarde) - arbeidskosten 52 58 55 - betaalde rente 8 7 6 -afschrijvingen 18 12 11 - overige kosten 22 20 30 Kosten 100 97 102 Bedrijfsresultaat 0 3 - 2 Bruto rendement 18 15 9 bedr.res. afschr.) Bron: Rabobank Nederland aan de aanbodkant aanpassingen hebben plaatsgevonden. De grafische industrie zit echter nog steeds in een ruim capaciteits jasje. In de bedrijfstakstudie Grafische Industrie wordt ook een onderzoek naar de financië le uitkomsten gepubliceerd. Bij de be schouwing van de rentabiliteit van drukke rijen is onderscheid gemaakt tussen een drietal grootteklassen. De samenstelling van de kostenposten en de uitkomst van het bedrijfsresultaat ver tonen onderling grote verschillen. Zo is het materiaalverbruik bij het klein- en modaal- bedrijf iets meer dan 35 procent van de omzet en die bij het middelgroot bedrijf, als gevolg van een afwijkend produkten- pakket, ruim 40 procent. Het middelgroot bedrijf heeft te maken met hogere oplagen, waardoor er meer materiaal per opdracht wordt verbruikt. Een belangrijke kostenfactor bij de drukke rijen is de post arbeidskosten. Deze va rieert van 52 tot 58 procent, waarbij opgemerkt kan worden dat deze norm bij de overige industriële bedrijven gemiddeld circa 10 procent hoger ligt, te weten tus sen de 60 en 70 procent. Het bedrijfsresultaat, bezien over de jaren 1 980 tot en met 1 982, is duidelijk afgeno men. Met name het middelgroot bedrijf heeft in 1982 een vermindering van het bedrijfsresultaat te zien gegeven. Bekijken we het bruto-rendement, dat wil zeggen het bedrijfsresultaat vermeerderd met de afschrijvingen, dan zien we dit rendement tussen de jaren 1 980 en 1 982 bij de kleine bedrijven verminderen van 21 tot 1 8 pro cent van de toegevoegde waarde, bij het modaal bedrijf van 1 9 tot 1 5 procent en bij het middelgroot bedrijf van 1 7 tot 9 pro cent. Hoewel over 1983 nog geen definitieve bedrijfsvergelijkende cijfers bekend zijn, mag worden aangenomen dat het bedrijfs resultaat het afgelopen jaargemiddeld niet verder is gedaald. Het balanstotaal is, gemeten naar de be- drijfsomzet, aan de hoge kant. Dit wordt grotendeels veroorzaakt doordat veel be drijven in een eigen pand gehuisvest zijn. Het onroerend goed bedraagt circa een derde van het balanstotaal. In verhouding tot andere bedrijfstakken is de rol van de leasemaatschappijen vrij groot. De leverancier van machines heeft veelal een financieringsarrangement afge- rukwerk is in essentie ïn middel voor de op- ag en overdracht van in- rmatie, ofte wel een in- rmatiemedium. De gra- ;che industrie maakt als >danig deel uit van het otere geheel van de jmmunicatie-industrie. rukwerk heeft geruime d een bijna-monopolie- asitie gehad als informa- smedium. Geleidelijk is at veranderd met onder eer de komst van tele- on, radio en tv. De op- >mst van nieuwe media is in een stroomversnel ling geraakt door de hoge vlucht, die de techniek heeft genomen. In hoog tempo is een groot aantal nieuwe informatiedra gers geïntroduceerd: viewdata (viditel), tele tekst, regionale omroep, video, kabel tv, sateliet tv, de (al dan niet 'per soonlijke') computer ge koppeld aan datanetwer ken etc. Door deze ontwikkeling zal het drukwerk zijn aandeel op de informatiemarkt zien afnemen. Dit vooruitzicht heeft de voedingsbodem gelegd voor een uitvoerige discussie in de bedrijfstak over de bedreigingen door de nieuwe media. Er is ech ter geen reden voor een pessimistische kijk op de lange termijn-afzetpers- pectieven voor de grafische industrie. In de eerste plaats groeit de totale be hoefte aan informatie in de samenleving. Ook bij een afnemend aandeel van drukwerk is een voortgaan de groei van de grafische produktie dus mogelijk. In de jaren vanaf 1 965 is on danks de groeiende popu lariteit van de televisie het produktievolume van de grafische industrie gemid deld met 4 5 procent per jaar gegroeid. Waarschijn lijk was dat mede te danken aan de gunstige prijs/pres tatie-verhouding van druk werk. De afzetprijzen van de drukker zijn sinds 1 974 reëel met circa 1 5 procent gedaald. De voordelen van efficien cyverbetering in de produk- tietechniek zijn in verband met de onderlinge concur rentie vrijwel geheel door gegeven aan de finale afne mers. Hierbij moet een uit zondering worden gemaakt voor de culturele produk- ten - het drukwerk dat via de uitgevers op de markt wordt gebracht - waarvan de prijs min of meer los van de produktieprijs wordt be paald. Dit speelt onder meer voor het boekenseg- ment (waar de vaste prijs nog steeds opgeld doet) en bij de advertentietarieven in dagbladen en tijdschrif ten. De reclamebestedin gen in deze dure, uitgeverij gebonden media nemen af ten gunste van ander recla medrukwerk ('direct-mail', gesponsorde tijdschriften, huis-aan-huis-bladen en dergelijke). Het totale aan deel van de gedrukte recla me in de reclamebestedin gen handhaaft zich al jaren op bijna 90 procent. Hier is niet de positie van druk werk in het geding, maar de positie van de uitgevers. Een ander argument om met vertrouwen de toe komst van de grafische me dia tegemoet te zien is ge legen in de psychologische en andere barrières tegen de overschakeling op nieu we media. Dit geldt vooral voor drukwerk in de con sumptieve/recreatieve sfeer (boeken, folders, postordercatalogi). Drukwerk ten behoeve van bedrijfsmatige toepassin gen is gevoeliger voor ver schuivingen in de prijs- prestatieverhoudingen ten opzichte van alternatieven. Hetzelfde geldt voor een voudige informatiebestan den, waarin regelmatig ver anderingen en aanvullin gen worden aangebracht, bijvoorbeeld telefoongid sen. Dit type drukwerk komt als eerste in aanmer king om te worden 'geof ferd' aan de nieuwe media. De eindconclusie ten aan zien van de concurrentie positie van drukwerk als in formatiedrager gedurende pakweg de komende 10 jaar is positief. Verwacht mag worden dat de totale produktie-omvang van de grafische industrie zal blij ven groeien, zij het in een lager tempo dan voorheen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 17