Een jaar
OVN-ervaring
als
aanbieder
van
risicokapitaal
Bank en OVN geen
concurrenten
Meedenken vanuit de
onderneming
In het januarinummer van vorig jaar
schreef dr. J. Th. Adolfse reeds in
ons blad een helder artikel over de
achtergronden van de particuliere
participatiemaatschappijen.
De balansen van de ondernemingen
zijn volledig uitgerekt en - op vele
goede uitzonderingen na - volledig
uitgewrongen. Het eigen risicodragend ka
pitaal is verschrompeld, de ondernemin
gen zijn zwaar extern gefinancierd. En nu
langzamerhand het besef rijpt, dat je een
gezond financieringsgebouw niet op een
overheidsfundament kunt opzetten, is de
aloude private traditie van het Nederlandse
bedrijfsleven weer gaan herleven. Een tra
ditie, die zich in dit geval dankbaar heeft
kunnen optrekken aan het succes dat in
Amerika, Engeland en andere landen werd
bereikt met 'companies' die het waagden
'venture capital' aan ondernemingen ter
beschikking te stellen. In ons land zijn we
die'companies' gaan aanduiden als PPM's.
Een naam die te danken is aan de Garantie
regeling Particuliere Participatiemaat
schappijen 1 981
De overheid wilde namelijk die private
traditie een flinke steun in de rug geven en
besloot onder bepaalde voorwaarden de
helft van de eventuele verliezen op de deel
nemingen van PPM's voor haar rekening fe
nemen. Een fraai gebaar, maar het heeft -
zoals we nog zullen zien - wonderlijk ge
noeg de start van de PPM's onbewust
soms ook bemoeilijkt.
Eén van de PPM's is 'Ondernemend Ver
mogen Nederland', kantoorhoudend te
Weesp. OVN heeft haar eerste aanlooppe
riode achter de rug en haar directeur, de
heer J. C. M. van Heesbeen, kan ons en
thousiast het een en ander vertellen, zowel
over de moeilijkheden als over de moge
lijkheden die OVN in het afgelopen jaar
heeft ervaren. Ons contact met OVN is niet
toevallig, want Rabobank Nederland is
één van haar oprichters. OVN is een sa
menwerkingsverband van Rabobank Ne
derland (40%), Delta Lloyd Verzekerings
groep NV, Stichting Bedrijfspensioen
fonds voor de Bouwnijverheid, NV Interpo
lis en F. van Lanschot Bankiers NV. Daar
mee behoort OVN tot de 'vrije' participatie
maatschappijen, want het samenwer
kingsverband gaat ervan uit, dat OVN zelf
een actief en zelfstandig beleid voert. Alle
beslissingen om al dan niet te participeren,
worden door OVN zelf genomen. Dit is een
wezenlijk verschil met de meer gebonden
PPM's, die door één bepaaldefinancièle in
stelling zijn opgericht en waarvan de direc
tie gewoonlijk door of in samenwerking
met die instelling wordt gevoerd. Zo'n
'huis-PPM', als bijvoorbeeld Rabobank Ne
derland Participatiemaatschappij BV, is
eigenlijk meer een verlengstuk van het kre-
dietbedrijf van de betreffende instelling.
Dat is OVN per se niet, zo zegt Van Hees
been met nadruk.
Daarmee is al één van de misverstanden
aangeduid, die PPM's als OVN in de prak
tijk tegenkomen. Misverstanden, zowel
van de kant van de banken als van de on
dernemers. Van Heesbeen, die zelf over
een langjarige ervaring in het bedrijfsleven
beschikt, weet er boeiend over te vertellen.
wmKmmmÊÊÊmttÊÊÊÊÊmÊÊÊÊÊKÊÊKmÊimÊÊKÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊÊm
Verstrekken van ondernemend vermogen,
zoals OVN ten doel heeft, is in ons land nog
betrekkelijk nieuw. Zelfs bij het tot stand
komen van de PPM's volgens de garantie
regeling heeft men waarschijnlijk niet vol
doende beseft, dat er enige tijd overheen
zal gaan voordat dit nieuwe voldoende be
grepen en geaccepteerd wordt. Het gaat
om het beschikbaar stellen van risicodra
gend vermogen aan de ondernemer, waar
mee hij zélf zijn plannen kan uitvoeren en
waar hij vanuit zijn ondernemersvisie iets
mee kan 'wagen'. Dat iets moet vanzelf
sprekend wel goed overwogen zijn en zo
stevig mogelijk zijn onderbouwd. Maar het
door OVN te verstrekken kapitaal is voor de
betreffende onderneming geen vreemd,
doch eigen vermogen. Het draagt dan
ook in de ware zin van het woord 'onderne-
mings-risico'.
In brede kring is men het er over eens, dat
de behoeft aan echt ondernemend vermo
gen zeer groot is en in de toekomst nog
groter zal worden. De eigen vermogenspo
sitie van het bedrijfsleven is al jaren aan het
verslechteren. Erkend moet worden, dat de
banken hier in zekere zin op royale wijze
een mouw aan gepast hebben. Hun kre
dietverlening heeft voor meer en meer een
risicodragend karakter gekregen, doordat
zij bij hun financieringen meer'calculated
risks' zijn gaan nemen. Daardoor kon het
bankkrediet vaak als een surrogaat voor te
weinig eigen vermogen gaan functioneren.
Voor de ondernemingen is en blijft het
echter een formeel krediet of lening, waar
op rente betaald en afgelost moet worden.
Met andere woorden: vreemd vermogen.
Van Heesbeen heeft niets tegen normaal
bankkrediet. Hij erkent dat dergelijke fi
nancieringen voor de ondernemers aan
trekkelijk kunnen zijn, omdat de rente fis
caal aftrekbaar is.
Wel is het volgens hem onjuist om de
bankfinanciering en een participatie door
bijvoorbeeld OVN tegen elkaar te gaan
afwegen. Voor beide is plaats, maar ze
hebben ieder een andere functie. Van
Heesbeen legt dat op een aardige manier
uit.
'Neem het geval dat een ondernemer zich
voor een financiering tot de bank wendt en
deze de aanvraag afwijst, omdat er te
weinig eigen vermogen is, waardoor de on
derneming de rente- en aflossingslast niet
kan dragen. Zo'n bank denkt dan, van haar
standpunt bezien niet onbegrijpelijk: als
wij al geen mogelijkheid tot financiering
zien, dan zal deze onderneming wel door
niemand geholpen kunnen worden.
'Dit is echter een nog te veel voorkomende
onjuiste gedachte. Want als deze onderne
ming eerst bij OVN gekomen was, dan had
dat ertoe kunnen leiden dat door participa
tie van OVN het vermogen sterk zou zijn
vergroot. Zelfs een bijna verdubbeling van
dat vermogen zou misschien haalbaar zijn
geweest. H ij hoeft er geen rente over te be
talen en ook niet af te lossen en op
termijn kan ook hij zelf de vruchten van het
werkzame vergrote eigen vermogen pluk
ken in de vorm van een waardestijging van
zijn eigen aandelen!'
Van Heesbeen wil hiermee duidelijk ma
ken, dat OVN en bank niet als concurrenten
gezien moeten worden. Veeleer vullen zij
elkaar aan. Hij wijst er terecht op, dat de lo
gische volgorde zo zou moeten zijn: als er
kapitaalsbehoefte ontstaat of uitbreiding
van het ondernemend vermogen geboden
is, moet een onderneming door de bank
eerst naar OVN verwezen worden. Bankfi
nanciering wordt immers veel gemakkelij
ker als het eigen vermogen van de onder
neming door participatie op peil gebracht
is. In die zin kan overigens door een goed
contact tussen bank en OVN heel wat wor
den bereikt. Van Heesbeen staat dat ook
sterk voor, juist omdat OVN en bank ieder
een eigen functie en verantwoordelijkheid
hebben.
De Nederlandse ondernemer zelf staat nog
veel te aarzelend tegenover de PPM's. Voor
een groot deel komt dat voort uit onbe
kendheid. Ongetwijfeld speelt mee, dat
veel ondernemers er de laatste vijf a tien
jaar min of meer aan gewend zijn geraakt
om bij moeilijkheden naar 'Den Haag' te
stappen voor subsidies en dergelijke. Ze
zijn in dit opzicht 'verwend'. Anderzijds
zijn er ook heel wat ondernemers, die in
principe afkerig zijn van subsidie en 'over
heidsinvloed' en daarom ook menen te
genover de PPM gereserveerd te moeten