Naar een Nieuw Burgerlijk Wetboek (8) 29 Een boer die op huwelijksvoorwaarden getrouwd was, bepaalde in zijn testament onder meer dat zijn liefhebbende echtgenote het vruchtgebruik kreeg van zijn veestapel, bestaande uit 25 koeien. Aan zijn neef, die vaak behulpzaam was op de boerderij, vermaakte hij de blote eigendom, d.w.z. de eigendom belast met genoemd recht van vruchtgebruik, van zijn veestapel. De boer verwisselde het tijdige met het eeuwige. Zijn kranige echtgenote nam a/s vruchtgebruikster de exploitatie van de koeien met voortvarendheid ter hand. De melkproduktie was als nooit tevoren. Ook raakten de koeien drachtig als konijnen in een koolveld. Helaas, er brak een ernstige veeziekte uit. Alle op het bedrijf aanwezige koeien moesten worden opgeruimd. Gelukkig echter waren de koeien genaamd Kastanjebaard, Marleen en Klaziena 13, alsmede 28 stuks jongvee met inachtneming van de Pachtwet ingeschaard in de wei van een andere boer. Deze beesten konden behouden blijven. De rampspoed was echter nog niet ten einde. De boerin volgde de boer naar het hiernamaals. Vruchtgebruik aangepast aan behoeften van deze tijd Mr. J. J. H. van Boxtel Juridische en Fiscale Dienst De menselijke tragedie ter zijde la tend is het juridische probleem: waarop kunnen de erfgenamen van de boerin rechten doen gelden en waarop de neef? Door het overlijden van de boerin eindigt het vruchtgebruik. Volgens het huidige Burgerlijk Wetboek moet bij beëindiging van het vruchtgebruik op een kudde beesten zoveel mogelijk het oude aantal aan de eigenaar worden teruggege ven. Lukt dit niet, dan moet aanvulling uit de jonge beesten plaatsvinden. Zijn er van deze niet genoeg, dan moeten van de ge-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 33