coöperaties
Nu: de werkelijkheid
Bin dingshevigh eid'
Herkenbaarheid
Lokaal imago
front strijdt en
hetzelfde deel'
Hoe mooi klinkt dit alles en hoe schrijnend
ver zijn we er soms vandaan. Men kan daar
wakker van liggen en steeds weer zenuw
achtig proberen dat oude ideaal te ver
werkelijken. Men kan ook, iets pragmati
scher en realistischer zeggen: er is over dat
oude ideaal een geschiedenis heenge
gaan, een geschiedenis van mensen die
anders denken, andere relatiebehoeften
hebben, anders communiceren. Die in elk
geval niet meer in de oude patronen van
toen van Raiffeisen te persen zijn. Voor hen
moeten wij die oude gedachte, die spring
levend en valide is, opnieuw vertalen. We
moeten daarbij de verrassingen niet uit
sluiten: het is goed mogelijk dat nieuwe
generaties andersoortige bindingen aan
dat oude ideaal van coöperatie willen heb
ben dan de ouderen die nu in besturen en
directies zitten, graag zouden willen. Ik wil
u daarom tot grote voorzichtigheid manen
als u aan de communicatie gaat sleutelen.
Eén ding weet ik zeker uit allerlei onder
zoekingen, namelijk dat mensen in toene
mende mate zelf willen bepalen hoe hun
binding eruitziet. Zij hebben er in mindere
mate behoefte aan een bindingspatroon
opgelegd te krijgen.
Ik wil nu structureel een viertal zaken ten
aanzien van de communicatie van de coö
peratie en in de coöperatie bekijken.
Allereerst dan het verschijnsel van de
zogenaamde 'bindingshevigheid'. Rae-
maekers beval in Rabobank 83/8 en 83/9
vijf verschillende stappen aan om de leden
meer te betrekken bij de coöperatie. De
eerste is de eenvoudige herkenning van
wat de bank (om de hoek!) doet, de tweede
is de eerste kennismaking via contacten
met het werk van de bank, de derde
is een voorzichtige participatie in het werk
van de bank, bijvoorbeeld door ledenver
gaderingen mee te maken, de vierde is
de daadwerkelijke participatie in tal van ac
tiviteiten van de bank en de vijfde is de be
stuurlijke participatie, dus de invloed op
bestuur en beheer. We moeten echter
steeds goed voor ogen houden dat de
meeste leden met fase één meer dan te
vreden zijn. Waarom? Omdat ze over de
hele linie in hun communicatienetwerk in
de samenleving niet verder willen gaan.
Zij hebben voldoende aan oppervlakkige
contacten. Hun binding aan kerk, politiek
en verenigingsleven is altijd summier, vaag
en consumptief van aard. Of, een andere
mogelijkheid, men kan zich wat de bank
betreft niet verder begeven dan die eerste
fase, omdat men in andere sociale relaties
alle energie heeft gestoken. Een derde mo
gelijkheid is dat mensen bewust hun parti
cipatie willen verdelen en in het gehele pa
troon van hun bindingen niet verder kun
nen komen dan de tweede fase of mis
schien nog de derde. Dat zijn de mensen
die zich overal graag voor inzetten, maar
dan wel tot een bepaald niveau. Meer
kan niet en meer wil men niet.
Als het waar is, dat mensen niet verder wil
len en kunnen dan ze al doen, moeten we
niet verder zeuren. Voor velen is die com
municatie die ze reeds beleven volledig.
Men kan pogingen doen om meer uit hen
te halen, maar de resultaten zullen zeer
beperkt blijven.
Een belangrijk punt is de herkenbaar
heid van de Rabobank als andere bank. Het
imago van de Rabobank bij grote groepen
mensen heeft echter niet als eerste her
kenbare component de coöperatieve ge
dachte. Ze is een bank onder de banken,
waarvan de mensen alleen zeker weten dat
ze meer lokaal en regionaal gebonden is
dan de andere banken.
Als men bovendien niet meer lid behoeft
te zijn, moet de bank niet verwonderd zijn
dat haar identiteitsverlies voortschrijdt bij
grotere groepen mensen die geen gezeur
willen, maar een bank om de hoek. Ik weet
dus niet of het besluit de verplichte vereni
ging op te geven, zo gelukkig was. Zeker
piet in een tijd dat die binding weer ge
zocht en gewaardeerd wordt. Als ik bij
voorbeeld de CDA-nota 'pluriformiteit'
lees ten aanzien van de media, dan staat
daar letterlijk in dat de regering zelfs aan
de kranten dwingend moet opleggen dat
zij een verenigingsstructuur dienen te heb
ben, ten einde de participatie van de leden
lezers in het beleid en de uitvoering daar
van te versterken.
De Rabobank heeft een onverwoestbaar
lokaal imago. Het is dé bank die het meeste
doet op lokaal niveau. Kleine en grote
diensten bewijzen aan lokale activiteiten,
een liturgie drukken voor een volkskerst
zang, bloemen laten bezorgen als kinderen
uit het dorp slagen voor hun eindexamen,
helpen bij de opzet van kleinschalige so
ciale activiteiten, feesten en herdenkingen.
Dat is een enorme kracht die nooit cen-
traal-communicatief te sturen is. Die com
municatie voltrekt zich in het onnaspeur
bare mycelium, de zwamvlok onder de
grond, onder de paddestoel, dat netwerk
van horen-zeggen, waarin men geen deur
kan vinden. Daarmee zit de Rabobank
communicatief gezien geweldig in de lift,