Kredietdossiers
Behoefte aan bijstelling
De fiscale gedragscode
De nieuwe gedragscode
Om deze redenen werd in een
wet vastgelegd, dat elk bedrijf
en elke beroepsbeoefenaar die
over gegevens beschikt welke
voor de belastingdienst van be
lang kunnen zijn voor de juiste
vaststelling van belastingver
plichtingen, deze gegevens op
verzoek ter inzage moet verstrekken. Hier
door kreeg de belastingdienst de mogelijk
heid het verlengde van de boekhouding
van een bedrijf, vastgelegd bij een banken
blijkend uit de daar geadministreerde
geldstromen, te betrekken bij de vaststel
ling van de door de cliënt verschuldigde
belasting.
Bij de invoering van deze nieuwe regel - na
de oorlog - is wel enige beperking aange
bracht op de zeer vergaande informatie
plicht. In onderlinge afspraken tussen de
banken en het Ministerie van Financiën
werd onder meer vastgelegd, dat het infor
matie vragen betrekking zou hebben op
aan te duiden individuele personen of be
drijven. Geen algemene informatie zou
worden gevraagd.
Ongetwijfeld is er een aantal omstandig
heden geweest dat deze inperking heeft
gerechtvaardigd.
Bedacht moet worden dat de grote geld-
zuivering toen juist had plaatsgevonden.
Ieders vermogenspositie was daardoor
duidelijk vastgelegd. Daarnaast zal de zorg
om enige vorm van bankgeheim in stand te
houden aan de inperking hebben bijgedra
gen. De wettelijke mogelijkheid tot infor
matieverzameling zal voldoende preven
tief gewerkt hebben.
De hier bedoelde afspraken zijn de ge
schiedenis ingegaan als het Gentlemen's
Agreement.
Het is wel tekenend voor de veranderde fis
cale sfeer, als men bedenkt, dat een zo van
belang zijnde onderlinge regeling toen
mondeling werd gemaakt, zonder dat eni
ge schriftelijke vastlegging plaats had.
In de daarop volgende jaren kon met dit
Mr. C. J. B. Ebeling
m (0m, Directeur van Rabobank
Nederland
en hoofd van de
Juridische en Fiscale
Dienst
agreement goed geleefd worden. Het was
hoge uitzondering wanneer door de belas
tingdienst informatie werd gevraagd.
Nog op een ander punt werd een beperking
tot stand gebracht. Bij het verzamelen van
informatie op een bank werd daar door de
fiscus in een aantal gevallen ook een kre
dietdossier aangetroffen. Daarin is de hele
geschiedenis van de relatie met de kre
dietnemer opgeborgen. De aanwezige
stukken kunnen variëren van gevoerde cor
respondentie, accountantsrapporten en
kopieën van ondertekende akten tot inter
ne aantekeningen en beoordelingen.
Het is duidelijk, dat bijvoorbeeld deze laat
ste stukken geen informatie bevatten,
waarmee de belastingaanslag beter kan
worden vastgesteld.
In de nadere afspraken werd daarom vast
gelegd, dat het inzien van deze kredietdos
siers in het algemeen niet behoorde te
gebeuren. Alleen in uitzonderingsgevallen
mocht inzage genomen worden. En in dat
geval diende die inzage beperkt te blijven
tot die stukken die objectieve gegevens
ovër de cliënt verschaften. Eigen beoorde
lingen van de bankmedewerkers en andere
stukken, die de cliënt niet bekend waren,
bleven daar buiten.
Zoals reeds eerder gemeld: deze spaarza
me regelingen waren de basis voor de aan
vaardbare werking van een beperkt inzage
recht in de jaren zestig en zeventig.
De verzwaring van het belastingregiem en
de stijgende belastingdruk deed evenwel
bij diegenen, die deze druk als te hoog, of
onrechtvaardig beoordeelden, een streven
naar ontduiking ontstaan.
Een overheid, bij wie de behoefte aan mid
delen zo fors is gestegen als hier in de jaren
zeventig, zoekt naar alle middelen om de
belastinginkomsten daarmee in harmonie
te brengen. Eén van de instrumenten om
deze harmonie te bereiken is de verhoging
van de tarieven, een ander instrument is
een nauwkeuriger controle op de juistheid
van de belastingaangiften.
Het lag voor de hand, dat dit laatste punt
op korte termijn zorgde voor aanvaringen
tussen belastingdienst en belastingbeta
lers. Op speciale groepen gericht onder
zoek zoals de Actie Schuimkraag en de Ac
tie Goudtand, om maar eens twee voor
beelden uit de dagelijkse praktijk te noe
men, brachten de eerste aanduidingen van
een veranderend klimaat. In het verlengde
van deze acties werd ook steeds meer een
beroep gedaan op het inzagerecht. Ge
bruikmaking daarvan bracht weer met zich
mee dat het aantal conflicten tussen bank-
functionarissen en belastingambtenaren
toenam. De eersten verdedigden de ver
trouwensrelatie die tussen bank en cliënt
bestaat; de laatsten streefden naar een
'richtige heffing', zoals dat in fiscaal taal
gebruik heet.
Niet de vertrouwensrelatie bank-cliënt al
léén was de reden om te trachten in onder
ling overleg met de fiscus tot een nieuwe
regeling te komen. Ook het groeiend in
zicht dat de persoonlijke levenssfeer, in
modern Nederlands 'privacy' geheten, zo
veel als mogelijk bescherming behoefde,
maakte een duidelijke afbakening van be
voegdheden gewenst. Een afbakening die
in een wetsartikel niet is neer te leggen, wil
men niet in onleesbare wetgeving terecht
komen.
Het overleg tussen bankwezen en overheid
heeft een complex van nieuwe leefregels
tot gevolg gehad. Daarin is getracht de
wijze waarop de belastingdienst gebruik
maakt van de ruime informatiebevoegd
heid in evenwicht te brengen met de belan
gen van de cliënt. Het overleg heeft gerui
me tijd in beslag genomen. Voor een be
langrijke regeling als deze was dit geen en
kel bezwaar. De wederzijdse belangen
moesten afgewogen geformuleerd wor
den. De sfeer waarin de gesprekken zijn
gevoerd was overigens goed te noemen.
De minister en staatssecretaris van Finan
ciën hebben de tekst van de nieuwe code
vastgesteld en vervolgens ter kennis van
het parlement gebracht.
Er zijn enkele belangrijke uitgangspunten
te onderscheiden in deze nieuwe gedrags
regeling.
De eerste verantwoordelijkheid voor een
juiste informatie aan de belastingdienst
ligt en blijft bij de persoon of instelling
wiens belastingverplichtingen vastgesteld
dienen te worden.
De verzameling van de benodigde gege
vens vindt niet plaats buiten de belasting
plichtige om en zonder dat hij hiervan
kennis draagt.
Zijn levenssfeer wordt niet aangetast