s P A R E N In 1955 schreef wijlen dr. Anne Vondeling, destijds di recteur van de Coöperatie ve Landbouwboekhouding en in de jaren zeventig vooral bekend a/s Tweede-Kamer voorzitter, dat de boeren leenbanken hun naam maar beter konden veranderen in boerenspaarbanken. Hij ver weet de boerenleenbanken dat het bedrag aan spaargel den ver uitging boven het be drag aan verstrekte voor schotten en de debetstand op de verstrekte kredieten. De aanleiding tot deze op merkingen, waartegen de Centrale Raiffeisenbank zich in de maand augustus van 1955 in haar huisorgaan teweerstelde, laten we hier buiten beschouwing. Be langrijker is de constatering dat de boerenleenbanken in derdaad van meet af aan zich hebben ontwikkeld tot spaarinstellingen voor de kleine man, met name wo nend op het platteland. Het tientje van Lieftinck en de gevolgen Spaartegoeden 1905-1955 13 De krachtige vuist van de spaargelden Zij schaarden zich in de gelederen van de traditionele spaarinstel lingen: de in 1881 opgerichte Rijkspostspaarbank en een klei ne 300 nutsspaarbanken. Deze laatste banken waren in de vori ge eeuw reeds opgericht op ini tiatief van de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en hebben waar pio nierswerk verricht. Zij waren bedoeld als sociale instellingen, bestuurd door sociaal voelende notabelen, met als doel om min derbedeelden - men sprak van arbeiders, dienstboden en dagloners - in de gelegen heid te stellen hun schaarse spaarcentjes in bewaring te geven. Algemene banken waren werkzaam in de grote steden. Daar bedienden zij voornamelijk bedrijven en een enkele welgestelde particulier. In tabel 1 zien we de ontwikkeling in het aantrekken van spaargelden door de ver schillende spaarinstellingen voor de Twee de Wereldoorlog. In 1905 bezetten de boerenleenbanken nog een laatste plaats, oprukkend naar een tweede in 1 920 en een eerste in 1 925. Het terrein dat in 1 940 was prijsgegeven aan de spaarbanken, is in 1945 weer ruimschoots teruggewonnen. De onweerstaanbare opkomst van de boe renleenbanken als spaarbank was niet al leen te danken aan hun uitgebreide kanto rennet - in 1910 waren er 610 boeren leenbanken, in 1930 1386. Een andere aantrekkelijke kant van het sparen bij de boerenleenbanken was, dat zij een gemid deld hogere rente gaven dan de andere in stellingen. Het verschil kon bij tijd en wijle oplopen tot meer dan één procent. Een uit schieter was het jaar 1 922. Toen vergoed de de RPS 2,56%, tegen de Raiffeisen- banken 4,09%. Direct na de Tweede Wereldoorlog ont stond er grote beroering binnen het bank wezen. Oorzaak was een enorme monetai re operatie: de algehele sanering van het Nederlandse geldwezen (het tientje van Lieftinck), waarbij vanzelfsprekend ook de boerenleenbanken werden ingeschakeld. De gedwongen inlevering van papiergeld leidde tot een onafzienbare stroom van bankbiljetten naar de boerenleenbanken en van veel nieuwe potentiële spaarders. Toen de stofwolken van de geldzuiverings- operatie in 1 950 waren opgetrokken, kon den de boerenleenbanken de balans op maken. Tallozen, agrariërs en niet-agra- riërs, hadden de weg naar de plaatselijke bank weten te vinden. Het resultaat was dat de cliëntenkring fiks was uitgebreid en dat de aan de boerenleenbanken toever trouwde spaargelden weer hun stabiele karakter kregen. De jaren vijftig kenmerkten zich door een versnelde ontwikkeling van typische boe- renbank tot dorpsbank. Om te sparen be hoefde immers niemand lid van de bank te worden. Dat was wel het geval om in aan merking te komen voor kredieten. Tot 1 955 was de kredietverlening bij de Eind- hovense banken zelfs nog beperkt tot uit sluitend agrariërs. In dat jaar vond er ech- in miljoenen guldens 1905 1910 1915 1920 1925 1930 1935 1940 1945 1950 1955 RPS Alg. spaarbanken Boerenleenbanken Totaal 130 164 189 273 312 375 540 516 1 803 1 365 1 697 90 111 121 217 281 430 484 481 1 175 1115 1 859 5 30 82 238 343 480 424 440 2 049 1 580 2 302 225 305 392 728 936 1 285 1 448 1 437 5 027 4 060 5858

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 13