Wob Wob De coöperatie op academisch niveau CA AR, een woord met eigen inhoud Wat ons bezighoudt (Vervolg van pagina 3) gaans minder grote investeringen plaats dan in de veehouderij of de tuinbouw. Alleen in jaren waarin uitzonderlijk goede inkomens worden behaald, is er een stimu lans tot extra investeringen. Wel zijn met de overname van eigendomsbedrijven gro te bedragen voor grondaankoop gemoeid, die vooral bij bedrijfsopvolging de nodige problemen met zich mee kunnen brengen. Het is dan ook niet verwonderlijk, dat bij de financiering van het bedrijf in de akker bouw de rol van de familie groter blijft dan in de veehouderij en de tuinbouw. De Rabobanken hebben de toenemende problematiek van de grondovername bij bedrijfsopvolging al in de jaren zeventig onderkend en de hypothecaire leningen zodanig aangepast, dat zoveel als mogelijk aan de noodzaak tot lastenverlichting in de eerste jaren kan worden tegemoetgeko men. Dit onder meer door verlenging van de looptijd van de hypothecaire lening tot circa 70 jaar, waarbij in de eerste jaren niet behoeft te worden afgelost. Hoewel veel bedrijven het moeilijk zullen blijven hebben, mag toch gesteld worden dat er voor de akkerbouw als geheel vol doende levenskracht is, die hoop voor de toekomst geeft. De aula van de Landbouwhogeschool was op 1 2 januari overvol. Velen uit de coöpe ratieve land- en tuinbouwkring waren die dag naar Wageningen getogen om de inaugurele rede van prof. dr. G. J. ter Woorst bij te wonen. Voor Ter Woorst zelf mag zijn benoeming tot bijzonder hoogle raar als een bekroning van zijn loopbaan gezien worden. Meer dan enig ander heeft hij zich in de afgelopen decennia, onder meer als directeur van de Nationale Coö peratieve Raad (NCR), bezig gehouden met het wetenschappelijk doordenken van de coöperatie. Hem intrigeerde steeds de vraag: 'wat is eigenlijk een coöperatie?' Ter Woorst bezet een bijzondere leerstoel gesticht door de NCR. Deze laatste komt de eer toe daarmee een lacune in het academisch curriculum te hebben opge vuld. De coöperatie mag dan al heel lang een belangrijk element in het economisch maatschappelijk leven zijn, aan het ver schijnsel 'coöperatie' als zodanig wordt in het wetenschappelijk onderwijs helaas slechts weinig aandacht geschonken. Ook Ter Woorst attendeerde daarop. Hij heeft een integrale wetenschappelijke be handeling van de coöperatie voor ogen. Dat zal zijn studenten aanspreken, maar is ook voor een veel bredere kring belangrijk. De coöperatoren zelf, meestal boeren en tuinders, zijn weliswaar gewoonlijk op de praktijk gerichte mensen, maar ook de praktijk heeft terdege behoefte aan een goede theoretische ondergrond. Die theo rie heeft eigenlijk heel lang op zich laten wachten, als we in aanmerking nemen, dat coöperaties al meer dan een eeuw flore rend werkzaam zijn. Ter Woorst is zelfs een der weinigen die in de meer recente tijd aan wetenschappelijke benadering van de coöperatie een nieuwe impuls heeft gege ven. Zijn verdienste is met name, dat hij als eerste in ons land de coöperatie in hoofd zaak vanuit het economische motief is gaan beschouwen. De juridische vorm en zelfs de coöperatieve methoden zijn voor Ter Woorst dan ook niet het doorslagge vende. Hem heeft steeds het 'wezenlijke' in de coöperatie geboeid. En iedereen die zijn inaugurele rede leest, weet dat hij op dat punt zijn bevindingen zeer helder naar voren brengt. Het aantrekkelijke van deze rede is, dat Ter Woorst niet alleen een onderdeel van zijn leerstof behandelt, maar met krachtige streken de coöperatie door geschiedenis, praktijk en theorie heen heeft willen schet sen. Een schets, die tevens een boeiend betoog bevat voor de stelling: 'de coöpera tie is een bijzondere ondernemingsoort'. Het verheugt ons zeer dat het eigensoor tige van de coöperatie thans in Wagenin gen in de wetenschappelijke aandacht is geplaatst. In de benadering van dit bijzon dere zijn weliswaar nuanceringen denk baar, zoals ook een bepaalde coöperatie specifieke kenmerken zal kunnen verto nen. Maar het aparte en onderscheidende is bij iedere coöperatie aan te treffen. In de praktijk zijn de coöperatoren daar ook altijd van overtuigd geweest, al bleek het vaak moeilijk het 'bijzondere' exact, weten schappelijk verantwoord aan te tonen. Gaarne wensen wij prof. Ter Woorst een voldoening gevende academische loop baan toe. Voor hem en voor ons betekent een en ander dat, dank zij de coöperatieve leerstoel in Wageningen, de kennis en de belangstelling voor het coöperatieve zal worden verbreed en verdiept. Op 24 januari is de CAAR namens de Raad van Beheer geinstaleerd door mr. O. W. A. Baron van Verschuer, die tevens als voor zitter van dit nieuwe Rabobankorgaan op treedt. Daarmee heeft een lange voorge schiedenis zijn afsluiting gevonden. Inten sief is sinds 1980 de Rabobankgemeen- schap betrokken geweest bij het zoeken van een bij onze organisatie passende me dezeggenschapsstructuur. Een zoeken, dat bemoeilijkt werd door de vaak tegen strijdige aantrekkingskrachten die uitgin gen, enerzijds van de wet op de Onderne mingsraden en anderzijds van de aard van onze organisatie. Het resultaat is de CAAR geworden. Voor sommigen een compro mis, voor vele anderen een typisch eigen Rabobankorgaan, dat alle mogelijkheden in zich heeft, om de medezeggenschap die waardevolle en belangrijke inhoud te ge ven, die bij onze vanouds beproefde over- legcultuur past. De openingsvergadering van de CAAR zien wij dan ook vooral als een nieuw begin. De 28 leden, 23 werknemers- en 5 werkge versleden, weten met hun voorzitter dat zij hun zetels bereikt hebben, dank zij de ac tieve betrokkenheid van alle schakeringen in de organisatie. De CAAR heeft verwach tingen gewekt. En die zullen van nu af aan bewaarheid moeten worden. Want het woord CAAR heeft eigenlijk al dadelijk een eigen gevoelswaarde gekregen, die in- houdsrijker is dan uit de officiële naam, Centrale Adviesraad Arbeidsaangelegen- heden Rabobankorganisatie, blijkt. Van Verschuer voelde dit in zijn openings woord zeer goed aan. Iemand die onze or ganisatie niet van binnenuit kent zal im mers best kritische kanttekeningen kun nen maken bij dit nieuwe 'advies'-orgaan. Maar, zo zei Van Verschuer, wie de organi satie wel van binnenuit kent en er in werkt, zal er met mij van overtuigd zijn, dat dit college substantiële inhoud zal geven aan de door ons allen nagestreefde mede zeggenschap. Dat komt, omdat haar ad vies zeer zwaar zal wegen. Ook zonder juri dische, wettelijke basis zal de CAAR mate rieel een invloed hebben, die veel wijder en dieper reikt dan die van een vrijblijvend advies. Dat zware accent is ook reeds van het begin af aan, toen er tekening in de medezeggenschapsproblematiek kwam, uitdrukkelijk aan de CAAR toegekend. Het arbeidsveld van de CAAR is door een reglementaire formule aangegeven, maar zeker niet enghartig omschreven. Het om vat 'het sociale beleid in ruime zin'. En daaronder vallen volgens Van Verschuer onder meer de werkgelegenheid, de gevol gen van de automatisering, de werving, de opleiding en de loopbaanontwikkeling, de arbeidsomstandigheden, de medezeggen schap en de arbeidsverhoudingen. Geen geringe zaken. Voorzitter Van Verschuer hoopte dat de raad, vanuit de verschillende achtergronden en belangen van de leden, eventueel van de 'fracties', tot een echte discussie zal komen, waarbij het er om gaat elkaar te overtuigen met argumenten. Als voorzitter wil Van Verschuer daarbij als objectieve een onafhankelijke gespreks partner optreden, zonder zich aan één der 'fracties', werknemers of werkgevers, gebonden te voelen. Deze eerste vergadering was natuurlijk nog geen graadmeter voor het functione ren van de CAAR. Zij was noodzakelijker wijs voornamelijk aan huishoudelijke za ken gewijd. Belangrijk is dat de CAAR thans de eerste schreden op haar weg heeft gezet. Wij menen te mogen zeggen dat alle leden, evenals alle bij onze organi satie betrokkenen, de gegronde hoop koesteren, dat dit nieuwe college naar de woorden van een der werknemersleden 'tot goede en praktische resultaten zal lei den'. De CAAR is onderweg en staat voor haar eigenlijke opgave: de praktische uit bouw van de medezeggenschap op een wijze, die bij de Rabobankorganisatie en bij deze tijd past. Daarvoor zijn naar onze me ning de mogelijkheden in de CAAR zelf aanwezig.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 6