Wob Hoop voor de akkerbouw reldniveau - als iets unieks mag worden beschouwd. Er is geen reden om te twijfe len of dit zal zo blijven! De akkerbouw in ons land beslaat een veel kleiner oppervlak dan de melkveehoude rij. Maar dank zij de inspanningen van kwekers, telers, handel, industrie, onder zoek en voorlichting bekleedt ons land ook in deze agrarische sector een vooraan staande plaats in de wereld. Wij vonden het een goede gedachte om voor de aanvang van de Landbouw-RAI een bedrijfstakstudie Akkerbouw gereed te hebben. Deze studie, waarin de ontwik kelingen en toekomstverwachtingen van de sector de revue passeren, vond tijdens de RAI-manifestatie dan ook gretig aftrek. Geen wonder overigens, als men alleen al kennis neemt van de ontwikkelingen op mechanisatiegebied, die in de akkerbouw allerminst stilstaan. Overigens hebben deze ontwikkelingen er toe geleid dat bij veel akkerbouwers sprake is van een te klein bedrijf. Dat probleem doet zich niet alleen voor op het 'oude land', maarook in een gebied als de Noord oostpolder, waar zo'n dertig jaar geleden nog akkerbouwbedrijven van 12 hectare werden uitgegeven, terwijl nu reeds bedrij ven beneden 30 hectare als te klein wor den aangemerkt Om een redelijk bestaan te vinden moet de 'kleinere' akkerbouwer zich veelal toeleggen op het telen van arbeidsintensieve gewassen. De mogelijk heden hiertoe zijn echter ook beperkt. Met name de akkerbouwers in de Veenkolo niën, waar de problemen in de aardappel zetmeelindustrie voortduren, hebben nog weinig zicht op het telen van alternatieve gewassen. Daarnaast zijn er de bezuinigingen in het kader van het EG-beleid die vermoedelijk zullen leiden tot een druk op de graanprij zen. Als gevolg hiervan zal het graanareaal in Nederland vermoedelijk nog iets terug lopen, terwijl substitutie door andere ge wassen of door veehouderij-activiteiten slechts in beperkte mate mogelijk of aan trekkelijk zal zijn. Gelukkig is er ook een aantal positieve ontwikkelingen. Wij be hoeven daarbij maar te denken aan de gun stige perspectieven voor de afzet van con sumptie- en pootaardappelen en uien, waarvan ons land reeds de grootste expor teur ter wereld is. Voorts valt te wijzen op de sterk gestegen produktiviteit van wintertarwe in de laatste jaren. Tevens lijkt met de juiste toepassing van micro-elektronica, die ook in de akker bouw steeds meer oprukt, verdere kosten besparing in het bedrijf mogelijk. Ten slot te is ook nog opbrengstverhoging bereik baar, onder meer door rassenverbetering en door optimalisering van teeltomstan digheden. Op de akkerbouwbedrijven vinden door- Vervolg op pagina 6 In de eerste week van februari toen ik dit schreef begon er enig zicht te komen op de definitie ve resultaten van de Rabobankorganisatie in 1983. Het past mij echter niet op dit moment ai een fors stuk van de sluier op te lichten en vooruit te lopen op de behandeling van de jaarrekening door de verschillende bestuurlijke organen van de organisatie. Toch wil ik wei een opvallend aspect uit die ontwikkelingen in 1983 belichten. En dat is het herstel van de kredietverlening. Na het bereiken in 1978 door de gezamenlijke aangesloten banken en de Rabohypotheek bank van een topproduktie aan nieuwe leningen en kredieten tot een bedrag van ruim 17 miljard gulden, liep in de jaren 1979 tot en met 7 982 dit verstrekkingsniveau steeds verder terug. Het beliep in het laatstgenoemde jaar nog slechts 9 448 miljoen. Ook in de eerste maanden van vorig jaar leek het er op, dat er nog weinig nieuwe kredietaan vragen los zouden komen. Verheugend is het daarom, dat zich vanaf het tweede kwartaal een ombuigingstendens heeft laten zien, waardoor uiteindelijk over het gehele jaar 1983 een behoorlijke stijging van de nieuwe verstrekkingen is gerealiseerd. Het totaal is namelijk uitgekomen op meer dan 13 miljard gulden. Bij een dergelijke ontwikkeling kunnen wij ons afvragen, of deze stijging een afspiegeling is van de betere economische situatie, waardoor nieuwe investeringen leiden tot een hogere kredietvraag. Wij hebben de indruk, ook uit contacten met andere instellingen, dat deze ver onderstelling niet juist is en dat er in totaliteit nog geen sprake is van een opleving van de kredietvraag, als gevolg van het aantrekken van investeringen. Het bedrijfsleven heeft zich kennelijk versterking van de vermogenspositie als eerste prioriteit gesteld en zal pas tot investeringen besluiten a/s de verbetering van de bedrijfsresultaten een duurzaam karakter heeft. Dit betekent, dat de groei die is gerealiseerd door de Rabobankorganisatie naar alle waarschijnlijkheid moet worden toegeschreven aan vergroting van marktaandelen. Op zich is deze conclusie niet zo verrassend, omdat kan worden vastgesteld, dat de Rabobanken zich in 1983 hebben kunnen veroorloven een zeer concurrerend debetrente-tarieven beleid te voeren. Dit komt onder meer tot uiting in de wekelijkse publikaties van de hypotheektarieven in de media. Hieruit bleek dat de Rabobanktarieven vrijwel het gehele jaar een van de laag ste, zo niet dé laagste zijn geweest. Daarnaast heeft de succesvolle introductie van de Rente Stabiel Hypotheek grote positieve invloed gehad. Niet alleen onze verstrekkingen in de particuliere sector zijn echter gegroeid. Ook ons verstrekkingsniveau aan het agrarische en niet-agrarische bedrijfsleven is toegenomen, wat vooral in het niet-agrarische stuk weer een gevolg is van vergroting van het marktaandeel. Deze indruk wordt bevestigd door de gege vens van de goedkeuringsafdelingen van Rabobank Nederland, waaruit blijkt, dat in 1983 een groot aantal bedrijven een nieuwe relatie van een Rabobank is geworden. Kortom, er mag worden geconstateerd, dat onze concurrerende tariefstelling en de wijze waarop de Rabobankorganisatie de verschillende markten benadert positief hebben gewerkt op de kre dietverlening. Ten slotte nog een ander aspect van het kredietbedrijf: de verliezen op debiteuren. In de jaren 1980 tot en met 1982 hebben ook wij als Rabobankorganisatie geleerd te leven met dit verschijnsel. Gelukkig mochten we na het jaar 1983 vaststellen, dat het grootste leed is gele den. De te verwachten verliezen op debiteuren zijn in totaliteit teruggelopen en wij hebben alle vertrouwen, dat- mede gezien de gunstige ontwikkeling bij het bedrijfsleven - ook in de komende jaren de debiteurenverliezen verder zullen teruglopen. Geconcludeerd mag dan ook worden, dat de perspectieven voor het kredietbedrijf, zowel in de zin van nieuwe groei mogelijkheden als het verder afnemen van de verlieskansen op debiteuren, er voor de ko mende jaren gunstig uitzien. Voortgaande groei betekent echter wel, dat wij ons daarvoor de nodige middelen moeten verwerven. Dit zal van de gehele organisatie weer een nieuwe tour de force vragen. Ik denk dat u het met me eens zult zijn, dat het echter aantrekkelijker is een slag om de mid delen te moeten voeren, dan de inspanningen te moeten leveren, zoals in de afgelopen jaren, waarbij velen met zorg en wijsheid hebben moeten werken aan het zoveel mogelijk be perken van de verliezen op debiteuren. F. H. J. Boons

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 3