Prof. dr. C. T. de Wit, lid van
de Wetenschappelijke Raad
voor het Regeringsbeleid en
buitengewoon hoogleraar
in de theoretische
teeltkunde te Wageningen,
werd onlangs
onderscheiden met de
jaarlijkse Wolf Foundation
Agricultural Prize. In mei
vindt de officiële uitreiking
plaats in het Israëlische
parlement.
Hij deelt het geld (100 000
dollarJ van deze belangrijke
prijs op het gebied van
internationaal
landbouwonderzoek met de
Amerikaan Don Kirkham.
Deze heeft aan de lowa
State University veel
onderzoek verricht naar
drainage van gronden. Prof.
De Wit ontvangt de
onderscheiding vanwege
zijn onderzoek naar de
toepassing van
computermodellen in
relatie tot
omgevingsfactoren die de
landbouwproduktie
beïnvloeden.
Theorie en praktijk
Manchetvoorspelling kwam
uit
Over
modellen en
manchetten
ij de aanvaarding van zijn hoog
leraarschap in de theoretische
teeltkunde in 1968 sprak De
Wit een rede uit getiteld 'theo
rie en model'. Hij kwam hierin
tot de volgende definiëring van
zijn vakgebied: theoretische
teeltkunde is de wetenschap
die zich ten doel stelt systemen en denk
beelden te ontwikkelen ter verklaring van
waargenomen feiten en verschijnselen bij
het voortbrengen en vermeerderen van le
vende organismen.
Een wat moeilijk geformuleerde en zeer
abstracte definitie van een wetenschap die
toen nog in de kinderschoenen stond. In de
tussenliggende vijftien jaar is er echter wel
het een en ander veranderd. Ook in de om
schrijving die De Wit van zijn specialisme
weet te geven.
'In de landbouwwetenschap wordt vee! ge
werkt met proeven in laboratoria, kassen en
klimaatruimten. Daar proberen we onder
meer door middel van fysiologisch onder
zoek de plant te begrijpen en te analyseren.
We gebruiken die kennis om beter inzicht te
krijgen in wat er met de planten in het veld
gebeurt. Een belangrijke vraag is vervol
gens hoe wij als landbouwkundigen die
kennis overdragen. In de jaren zestig vond
die kennisoverdracht nog meer intuïtief, met
het gevoel, dan met het verstand plaats.
Waar theoretische teeltkunde nu eigenlijk
over gaat is, dat we proberen een brug te
slaan tussen enerzijds de kennis die we
wetenschappelijk opdoen over plantenfysio
logie, bodemkundige, weerkundige proces
sen en meer van deze fundamentele kennis
en anderzijds over de vragen die in de prak
tijk van de landbouw en plantenteelt opko
men. Bij het slaan van die brug wordt veel
gebruik gemaakt van modern rekentuig, in
het bijzonder simulatietechnieken. Heel po
pulair gezegd komt dat hierop neer, dat we
de groei van de gewassen in de computer
kunnen nabootsen.
De Wit zegt met het ontwikkelen van die
computermodellen niet in de eerste plaats
een wetenschappelijk doel na streven. Hij
stelt keihard:
'In de wetenschappelijke kant ben ik wei
nig geïnteresseerd. Als landbouwkundige
heb ik vooral belangstelling voor de prakti
sche kant van de zaak. Die praktijk is het
doel van landbouwkundig onderzoek. Dat
proberen wij te bereiken met wetenschap
pelijk verantwoorde methoden. Nogmaals
een landbouwkundige streeft geen weten
schappelijk doel na, maar een teeltkundig
doel.
De afstand die in andere disciplines vaak
bestaat tussen theorie en praktijk ervaart
hij derhalve niet. De Wit wijst als één van
de redenen aan het samengaan van onder
zoek, onderwijs, voorlichting en praktijk in
de Nederlandse landbouw.
'Dat is de kracht van de Nederlandse agra
rische wereld. Ik zeg hiermee niets nieuws,
maar het mag best eens herhaald worden.
Het samengaan van theorie en praktijk
houdt evenwel niet in dat elke vraag die uit
de praktijk voortkomt zonder meer door de
wetenschap wordt beantwoord.
'Het is niet zo dat er dan onmiddellijk een
soort onderzoeksmachine op gang wordt
gezet. Nee, een onderzoek wordt opgestart
op basis van talloze vragen.Ietwat geprik
keld voegt De Wit daaraan toe: 'Maar zo
wordt het vaak vanuit de praktijk geformu
leerd. Daar zegt men, we hebben deze con
crete vraag. Waarom houdt een onderzoe
ker zich nou niet precies met deze vraag be
zig? Wel, omdat niet elke vraag onderzoek
baar is.
Vijfentwintig jaar geleden lanceerde De
Wit een mening, op grond waarvan meni
geen hem voor gek verklaarde. Aan de
hand van berekeningen die hij 'op de man
chet' maakte - computers waren er nog
niet - kwam hij tot de slotsom dat de pro-
duktie van tarwe in Nederland kon worden
verdubbeld. Indertijd lag de opbrengst tus
sen de 4 en 5 ton per hectare. Een kwart
eeuw later wordt regelmatig tegen de 10
ton tarwe van één hectare gehaald, mede
dank zij onderzoek van De Wit. Nu zijn er
onderzoekers die zich afvragen wat er
moet veranderen om 1 5.000 kilo per hec
tare te kunnen produceren. 'Om door die
grens heen te breken lijkt mij wel erg moei
lijk', aldus De Wit.
Zijn voorspelling heeft niet alleen gevolgen
in de praktijk van het agrarisch bedrijf ge
had. Ook op het gebied van de wetenschap
is er sindsdien iets fundamenteels veran
derd. Bij zijn voorspelling stelde De Wit
zich een vraag, die toen nauwelijks aan de
orde kwam. 'Als je in een bepaalde omge
ving en in bepaalde omstandigheden een
bepaald gewas probeert te verbouwen, wat
kun je daarvan dan qua opbrengst verwach
ten? En wanneer die opbrengst niet wordt
gehaald, welke oorzaken zijn daarvoor dan
aan te wijzen?'
'Ik herinner me uit mijn studententijd', aldus
De Wit, 'dat deze vragen nauwelijks werden
gesteld. Dat heeft mij altijd dwars gezeten.
B