at ons bezighoudt
Wob
In de goede richting
Zorgen rond de melk
Het is eigenlijk nog te vroeg, maar soms
lijkt er iets voorjaarsachtigs in de lucht te
zitten. Zo'n zinnetje hebben we jarenlang
nauwelijks durven schrijven. Toch wagen
we het er nu op, en dat heus niet omdat de
maand februari soms letterlijk even het na
derende voorjaar kan binnenbrengen.
Wij denken bij dat zinnetje aan onze eco
nomie. De toestand is nog zeer zorgelijk.
Het robuuste en energieke wat we ons van
jaren terug herinneren - en wat we willen
doen herleven - is nog ver weg. Maar de
patiënt lijkt goed te reageren op de medi
cijnen! Zijn algemene conditie wordt niet
slechter Hij geeft zelf de eerste tekenen,
die op een begin van herstel wijzen. Wie er
op let kan optimistischer geluiden over de
toekomst van ons bedrijfsleven en van de
staatsfinanciën opvangen. Vorig jaar was
dat reeds aan ons eigen 'Economisch
Kwartaal Bericht' te merken. De president
van de Nederlandsche Bank, Duisenberg,
liet zich onlangs ook in deze zin uit: de
diagnose is gesteld, de therapie gekozen
en nu moeten we zorgen dat de therapie
niet verslapt, maar op het herstel door
gaat werken.
Zo iets werkt aanstekelijk! Er begint iets te
dagen. Er lijken, hoe moeizaam ook, betere
tijden aan de horizon te kunnen komen.
Daarvan gaat op zichzelf reeds een zekere
therapeutische kracht uit. Laten we het ho
pen. Al zijn we wel zo voorzichtig onze
verwachtingen nog niet te hoog te span
nen'. Maar een feit is dat het 'doemdenken'
van het verleden onze economie nog ver
der in de put geholpen heeft. De meer
hoopvolle, verwachtingsvolle mentaliteit
van nu zal ons dan wellicht ook wat eerder
uit die put halen. Sterker nog, het is een
voorwaarde om eruit te komen, ledereen
heeft naar het herstel van die mentaliteit
uitgezien. Het eerste begin lijkt er thans te
zijn.
Na deze nog schuchter geuite optimisti
sche noot, is het geen doemdenken meer
even stil te staan bij de grote verliezen die
de algemene banken en de Rabobanken in
1 982 op hun debiteuren hebben geboekt.
Uit dezojuist doorde Nederlandsche Bank,
roet de gebruikelijke vertraging, gepubli
ceerde resultatenrekeningen is het een en
ander af te leiden. Ze zijn hard aange
komen, niet alleen voor de betrokken debi
teuren, maar ook voor het bankwezen zelf.
Zij logenstraffen de helaas vaak gehoorde
bewering, dat een bank toch altijd buiten
schot blijft, ook al maakt de maatschappij
zeer moeilijke tijden door. Sterker dan
ooit is het grote belang van het solide zijn
van een bank tot het publiek doorgedron
gen. De jaarlijkse toevoegingen aan de
VAR, de stroppenpot, stonden volop in de
belangstelling.
Op de jaarcijfers van de Rabobankorgani-
satie lopen we niet vooruit. Die komen in de
loop van de volgende maand. Lardinois
verklapte echter vorige maand in ons blad
reeds, dat de toeneming van dubieuze pos
ten in 1983 in ieder geval duidelijk is af
genomen. Ook dat is misschien nog nau
welijks een eerste zwaluw. Maar net als
met andere tegenwoordig te bespeuren
verschijnselen het geval is, mogen we er
moed uit putten! Zeker is in ieder geval, dat
zulke verschijnselen er gewoonlijk op dui
den dat de weg naar herstel is ingeslagen.
Wij als Rabobanken hopen, dat de vorde
ringen op die weg zich in de komende tijd
al duidelijker en veelvuldiger gaan mani
festeren.
Wie melkveehouderij zegt, zegt zuivel. En
wie aan zuivel denkt, denkt aan iets waar
op iedere Nederlander terecht trots is. De
grazige weiden en het bonte vee komen in
gedachten, maar ook de niet geringe posi
tieve bijdrage aan onze handelsbalans.
Goed voor bijna vijf miljard gulden!
Vorige maand heeft Rabobank Nederland
een grondige Bedrijfstakstudie Melkvee
houderij het licht laten zien. Zoals van een
bankinstelling als de onze kan wordenver-
wacht komen in de studie diverse aspecten
van de bedrijfstak aan de orde, met name
ook de financiële. Daarbij wordt natuurlijk
volop aandacht geschonken aan de in
vloed van het zuivelbeleid en de bekende
financieringsproblematiek in de EG. Wij
menen dat iedere melkveehouder zijn
eigen situatie in deze studie zal herkennen.
Het was dan ook treffend dat de studie ten
doop gehouden werd op de Veehouderij
conferentie die de NCBTB op 1 7 januari in
Nijkerk had belegd. De daar aanwezigen
zullen onmiddellijk hebben begrepen waar
mr. H. J. A. E. M. Klarenbeek, vice-voor-
zitter van onze hoofddirectie, op doelde,
toen deze bij de aanbieding van de studie
zei, dat de Rabobank vanwege de huidige
zorgelijke situatie speciale aandacht aan
de melkveehouderij wilde besteden. Im
mers, aanpassing van het zuivelbeleid aan
meer marktconforme eisen lijkt een voor
waarde te zijn voor de continuïteit van het
Europese gemeenschappelijke landbouw
beleid. De superheffing komt dan dreigend
nabij. Klarenbeek, zich ervan bewust na
mens de Rabobankorganisatie als verre
weg de grootste financier van de melkvee
houderij te spreken, onderkende deze si
tuatie en wees op de mogelijke gevolgen.
Wie de naaste toekomst reëel benadert, zal
zijn verwachtingen moeten temperen.
Sterke matiging van de produktie in de
melkveehouderij lijkt ter beperking van de
toenemende zuiveloverschotten onvermij
delijk, aldus een van de conclusies uit onze
bedrijfstakstudie. Mogelijk zal een strin
gente toepassing van een superheffing
zelfs leiden tot een inkrimping van de
melkveestapel in de komende tijd. De
melkgift per koe zal daarbij overigens ver
moedelijk nog blijven stijgen. Onder in
vloed van de nieuwe, krimpende wind in
Brussel doet de veeboer er in ieder geval
verstandig aan voorzichtig en terughou
dend te zijn bij het overwegen van uitbrei
dingsinvesteringen. Hij moet zich in deze
tijd vooral richten op kostenbeperkingen.
Toepassing van micro-elektronica, de
computer, zal daarbij een goed hulpmiddel
voor een uitgekiende bedrijfsvoering blij
ken te zijn.
De sobere kleuren, waarmee wij in onze
bedrijfstakstudie de komende ontwikkelin
gen schetsten, passen bij de zorgen, die de
melkveehouder thans omringen. Dat sobe
re zal hij vermoedelijk in de komende jaren
ook in zijn bedrijf terdege gaan ervaren.
Maar sober hoeft nog niet somber te zijn.
Klarenbeek sprak namelijk ook zijn vertrou
wen uit in de exportmogelijkheden voor
zuivelprodukten. Hij verwacht dat de vraag
daarnaar in de toekomst nog aanzienlijkzal
kunnen stijgen, met name uit de ontwikke
lingslanden. Helaas kampen verscheidene
van deze landen voorshands nog met fi
nanciële problemen, die in sommige geval
len nogal hardnekkig blijken te zijn. Het
allerbelangrijkste is echter dat de Neder
landse melkveehouderij over een krachtige
uitgangspositie beschikt om zich in de
komende periode staande te houden. Zor
gelijke vooruitzichten zoals nu zijn er eer
der geweest, maar de melkveesector in ons
land heeft een fundamentele kracht. Die
komt onder meer tot uiting in een solide fi
nanciële basis en niet te vergeten in het
kundige en vindingrijke ondernemerschap
van de boer. Ook de financierbaarheid van
het melkveehouderijbedrijf is goed. Niet
zonder bedreigingen weliswaar, maar de
bedrijfstak kan er, aldus Klarenbeek, op
vertrouwen, dat de coöperatieve Raboban
ken als duurzame financieringsbron ter be
schikking blijven. Voor de melkveehouderij
zijn dit sterke punten, die met andere, zoals
de goede klimatologische omstandighe
den in ons land, maken dat deze bedrijfstak
voor ons land - en misschien wel op we-