Straks: alleen pandrecht Wat is verpandbaar Het mededelingsrecht De pandhouder en derden Inning Nieuw Burgerlijk Wetboek kunnen worden (bijvoorbeeld sociale uit keringen en een gedeelte van het arbeids loon). Op de tweede plaats kunnen abso luut toekomstige vorderingen niet gece deerd worden. Een vordering is absoluut toekomstig, indien zij nog niet bestaat en ook niet voortspruit uit een bestaande rechtsverhouding. Wet en rechtspraak stellen namelijk voor de rechtsgeldigheid van de cessie de eis dat de vordering op het moment van het ondertekenen van de akte van cessie bestaat of dat zij haar grondslag vindt in een op dat moment reeds bestaan de rechtsverhouding. Zo kan ik bijvoor beeld op 1 februari 1 984 aan een bank alle huurpenningen cederen die de huurder van een mij toebehorend en in 1983 aan hem verhuurd huis verschuldigd zal zijn. Ik kan op die datum echter niet aan de bank cederen de huurpenningen die verschul digd zullen zijn door een eventuele toe komstige en nog onbekende huurder. Het huidige probleem dat absoluut toe komstige vorderingen niet gecedeerd kun nen worden, wordt nu opgelost door de cliënt een akte van cessie, bevattende een cessiebelofte (ook wel moederakte ge noemd) te laten tekenen. Periodiek, als er vorderingen zijn ontstaan, geeft hij ondertekende debiteurenlijsten aan de bank. Hierdoor wordt de zeker heidscessie een feit. Voor het bewijs van de datum tegenover derden is registratie van de lijsten vereist. In de huidige praktijk komt ook verpanding op naam aan een bank voor. Het betreft dan veelal tegoeden bij die bank of haar spaarbank. Mededeling van de verpanding aan de (spaar)bank is immers niet bezwaarlijk. In het Nieuw Burgerlijk Wetboek wordt ze kerheidscessie verboden. Het alternatief wordt verpanding van vorderingen. Vorde ringen kunnen volgens het nieuwe wet boek op twee manieren worden verpand. Op de eerste plaats met mededeling aan de debiteur. Het pandrecht komt dan tot stand door die mededeling. Op de tweede plaats - en dat is nieuw - zonder medede ling aan de debiteur: het 'stille' pandrecht dat in de plaats komt van de zekerheids cessie. Voor verpanding van een vorde ring op naam is altijd een akte vereist. Bij 'stille' verpanding is bovendien registratie van de akte bij de Inspectie der Registratie en Successie noodzakelijk. Pas door de re gistratie ontstaat het pandrecht. Registra tie mag achterwege blijven, indien de ver panding bij notariële akte geschiedt. (Ter zijde: notariële akten moeten binnen tien dagen door de notaris aan de Inspectie der Registratie en Successie ter registratie worden aangeboden.) Het pandrecht ont staat dan door het verlijden van de notarië le akte. Het is volgens het Nieuw Burgerlijk Wet boek mogelijk dat een vordering meerma len wordt verpand. Er ontstaat dan tussen de pandhouders een rangorde. Deze rang orde wordt uitsluitend bepaald volgens het oud-vaderlands principe: 'wie het eerst komt, het eerst maalt'. Een pandrecht op een vordering, dat is gevestigd met mede deling aan de debiteur, gaat dus niet voor een eerder gevestigd 'stil' pandrecht op diezelfde vordering. In dit artikel spreken we vrijwel uitsluitend over vorderingen op naam. Vorderingen aan toonder of aan order kunnen ook verpand worden. In het huidige en het Nieuw Burgerlijk Wetboek is voor verpan ding van een vordering aan toonder altijd overhandiging van het toonderpapier aan de pandhouder of een derde vereist. Voor verpanding van een vordering aan order is, zowel nu als straks, altijd overhandiging van het orderpapier en endossement ter inpandgeving aan de pandhouder of een derde vereist. Volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek kunnen bijna alle vorderingen op naam worden verpand. Uitgezonderd blijven vor deringen die volgens de wet niet mogen worden verpand, bijvoorbeeld sociale uit keringen, een gedeelte van arbeidsloon. Eveneens zijn uitgezonderd vorderingen die volgens contractuele afspraak niet of slechts ten dele mogen worden verpand. Toekomstige vorderingen kunnen straks worden verpand, ook al bestaat de rechts verhouding waaruit zij zullen voortvloeien nog niet ten tijde van de verpanding. Op 1 februari 1 987 zal ik dus aan de bank kun nen verpanden de huurpenningen die een toekomstige huurder van een bepaalde woning mij verschuldigd zal zijn. Hier ligt een opmerkelijk verschil met de cedeer- baarheid van toekomstige vorderingen volgens het huidige recht. Toekomstige vorderingen kunnen volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek op ruimere schaal tot zekerheid dienen. Wel stelt het Nieuw Bur gerlijk Wetboek als eis dat de te verpanden vorderingen in de pandakte met voldoende bepaaldheid worden omschreven. Zo blijft onmogelijk de verpanding van alle vorde ringen die ik nu of in de toekomst op wie dan ook mocht hebben. Zo'n omschrijving is immers volkomen onbepaald. Voldoen de bepaald is bijvoorbeeld de verpanding van alle vorderingen die een aannemer in de uitoefening van zijn bedrijf heeft of zal verkrijgen. Ook straks zullen debiteurenlijsten echter nog steeds wenselijk zijn. Vooral om in zicht te geven in de namen van de debiteu ren en in de hoogte van de uitstaande vor deringen in verband met de maximering van het verstrekte krediet. Voor een rechts geldige verpanding is registratie van de lijsten dan echter niet meer noodzakelijk. Indien in het huidige recht vorderingen zijn gecedeerd, kunnen de debiteur(en) die niet van de cessie op de hoogte zijn gesteld, aan de cedent betalen. Volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek kan de debiteur inge val van 'stille' verpanding rechtsgeldig aan de pandgever betalen. Dit maakt de positie van de bank als pandhoudster onzeker. 'Stil' pandrecht moet daarom straks als se cundaire zekerheid worden bestempeld, evenals thans de zekerheidscessie. De bank kan straks haar positie als pand houdster versterken door mededeling van het pandrecht te doen aan de debiteur. Deze mededeling mag bij 'stille' verpan ding volgens het Nieuw Burgerlijk Wet boek worden gedaan, indien de pandgever of de debiteur in zijn verplichtingen jegens de pandhouder tekortschiet. Hiervan is bij voorbeeld sprake, wanneer de debiteur zijn rente of aflossing niet betaalt. Ook indien de pandhouder goede redenen heeft om te vrezen dat de pandgever of de debiteur te genover hem in zijn verplichtingen zal te kort schieten, mag hij mededeling doen. Daarnaast is het mogelijk dat de pandge ver en de pandhouder overeenkomen dat de pandhouder te allen tijde mededeling mag doen. Het is te verwachten dat dit een standaardbeding in de nieuwe pandakten zal worden. De mededeling aan de debi teur is niet aan een bepaalde vorm gebon den. Uit een oogpunt van bewijs verdient het uiteraard aanbeveling dat de medede ling schriftelijk (bij voorkeur bij aangete kend schrijven) geschiedt. Zoals reeds gezegd is, is zekerheidscessie volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek niet mogelijk. Wel blijft de 'echte' cessie be staan. Zo is het ook straks nog mogelijk een vordering op naam te verkopen en aan de koper te cederen. Stel nu eens dat ik na medio 1986 een vordering aan een bank verpand. Vervolgens verkoop en ce deer ik die vordering aan een derde. Van de koopprijs die de derde mij betaalt, ga ik ge nieten van een lange vakantie op Madeira. Verontrust door mijn langdurige afwezig heid wil zowel de bank als de derde de ver pande vordering innen. Wie gaat er nu voor? Volgens het nieuwe wetboek gaat in zo'n situatie de pandhouder in twee gevallen voor. Ten eerste indien de koper van de vordering wist of moest vermoeden dat de vordering verpand was. Ten tweede indien aan de debiteur van de verpande vordering mededeling van het pandrecht door de pandhouder was gedaan voordat de cessie plaatsvond. In de overige gevallen gaat de koper van de vordering voor en vist de pandhouder achter het net. Volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek blijft de pandgever bevoegd tot inning van de verpande vordering. Hij verliest deze

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 28