23 De nieuwbouwmarkt Vooruitzich ten t T koopwoningmarkt kunnen onder meer de volgende positief op de markt inwerkende factoren worden genoemd. Allereerst heeft het aantrekkelijke prijsni veau, in combinatie met het lagere nomi nale renteniveau, in 1983 gemiddeld be hoorlijk lagere financieringslasten opgele verd dan in 1982 het geval was. Daarnaast was er sprake van een aantal factoren met eén meer psychologische uit werking. Hierbij kan gedacht worden aan de meer positieve instelling van de over heid ten opzichte van de koopwoning. Dit heeft zich al vertaald in een aantal concrete maatregelen, waarbij voor 1 983 kan wor den genoemd het tot op zekere hoogte fis caal aftrekbaar maken van onderhouds kosten van de eigen woning. Bovendien stond tegenover de kostendaling in de koopsector een forse lastenstijging in de huursector via de trendmatige huurverho ging, de huurharmonisatie en de vermin dering van individuele huursubsidies. Bij de afweging tussen kopen en huren is de koopwoning aldus sneller in beeld geko men, te meer daar in toenemende mate bij dragen geleverd werden aan vermindering van met het bezit van een koopwoning samenhangende onzekerheden. Genoemd kunnen worden nieuwe hypotheekvormen als de Rente Rust Hypotheek van het BNG, de Loon-Vast Hypotheek van het PGGM, en de Rente Stabiel Hypotheek van de Rabobank. Ook wordt bij meerdere markt partijen - waaronder de Rabobank - de mogelijkheid geboden een verzekering af te sluiten die een aantal jaren (een deel van) de financiële verplichtingen over neemt in geval van onvrijwillige werkloos heid. Daarnaast is vanaf begin 1983 het 'opeten' van de eigen woning ingeval van een bijstandsuitkering aanzienlijk beperkt, terwijl over een eventueel op te nemen kre diethypotheek geen rente meer behoeft te worden betaald zolang de bijstandsuitke ring duurt. Ook het geleidelijk aan wegebben van ne gatieve publiciteit rond de eigen woning kan als een positieve ontwikkeling worden aangemerkt. Het gunstiger klimaat rond de koopwoning weerspiegelde zich ook in de uitkomsten van het Consumentenconjunctuuronder- zoek van het CBS. Bij de peilingen in janua ri en mei trad er - in vergelijking met 1 982 - een aanzienlijke verschuiving op van de opvatting 'ongunstige tijd' naar de opvat ting 'gunstige tijd om een huis te kopen'. De meest recent beschikbare peiling van oktober jl. laat overigens op dit punt weer een wat tegengestelde verschuiving zien. De nieuwbouwmarkt kan worden onder verdeeld in gesubsidieerde (premiekoop A en B) en ongesubsidieerde (vrije sector) woningen. De stichtingskosten van deze woningen bestaan globaal gesproken uit de grond- en bouwkosten. Beide compo nenten stegen tot 1 980/1981 vrij fors. Ge bruikelijk was de grondkosten voor de ge subsidieerde woningen te drukken door de kavelprijzen van de ongesubsidieerde wo ningen met de grondexploitatiekosten van de gesubsidieerde sector te belasten. Onder druk van de marktomstandigheden is de bouwkostenstijging in 1 981 al scherp teruggevallen en in 1 982 - en waarschijn lijk ook in 1 983 - zelfs omgeslagen in een daling. De aanzienlijke terugval in de bouw van vrije sectorwoningen (traditioneel wonin gen vanaf circa f 200 000) van 29 000 in 1 980 tot nog geen 3000 in het eerste half jaar van 1 983 noopte diverse gemeenten tot herziening van het tot dusver gevolgde grondexploitatiebeleid, of door het nemen van verliezen op met name vrije-sectorka- vels. Deze ontwikkeling, in combinatie met het wegvallen van premiekoopcontingen- ten in bepaalde delen van het land in 1981/1982, hebben geleid tot de op komst van de goedkope vrije-sectorwonin- gen. Dit zijn woningen met stichtings kosten van soms slechts f 110000 a f 120 000, waarmee ze goedkoper zijn dan de duurste premie-A-koopwoningen (f 142 000/f 152 000 in 1983). Deze verschuiving van overwegend duur tot zeer duur naar - zo langzamerhand - goedkoop tot zeer goedkoop heeft uiter aard een belangrijke invloed op het geregi streerde prijsverloop van nieuwbouw vrije sectorwoningen. Een prijsdaling behoeft dan niet te duiden op het goedkoper wor den van met elkaar vergelijkbare wonin gen, maar is meer de resultante van een kwalitatieve verschuiving van de ene naar de andere categorie. Naast bovengenoemde marktontwikkeling leverde ook de rijksoverheid een bijdrage tot een druk op de prijzen via het niet meer verhogen respectievelijk verlagen van de maximale stichtingskostengrenzen voor premiekoopwoningen. Zo kan de overheid langs indirecte weg de subsidiekosten pro beren te verlagen. Maximale stichtingskosten premie-A en premie-B-koopwoningen 1980 1981 1982 1983 1984 1) x f 1000 premie A 130/140 135/145 142/152 142/152 132/142 premie B 165/175 170/180 177/187 177/187 162/172 Bron: MVROM De prijzen van premiekoopwoningen - zoals deze worden geregistreerd via de Rabobank Woningprijswijzer - hebben dan ook in de afgelopen anderhalf jaar nauwelijks een wijziging ondergaan. Het proces van prijsdruk en daarmee samen hangende versobering op de nieuwbouw markt heeft weliswaar slechts betrekking op een relatief gering aantal woningen ten opzichte van de gehele voorraad koopwo ningen. Toch hebben nieuw ontwikkelde - aan de huidige marktvraag aangepaste - projecten veelal een zodanig gunstige prijs-kwaliteitverhouding, dat er in ieder geval een psychologische invloed van uit gaat op de markt voor bestaande wonin gen. Bij dit laatste kan met name-gedacht worden aan woningen met meer luxe, die gebouwd werden in een tijd, waarin men allerlei extra's nog kon en wilde betalen. Het prijsniveau van dit soort woningen zal vermoedelijk ook al in 1 983 een negatieve druk vanuit alternatieven in de nieuw bouwmarkt hebben ondergaan. Momenteel zijn er signalen van een terug kerend vertrouwen in de economische toe komst. Daar economisch herstel in belang rijke mate afhankelijk is van psychologi sche processen of verwachtingspatronen, zou aldus een eerste aanzet tot verbetering kunnen zijn gegeven. Voorzover nu valt te overzien, zal het conjunctuurherstel vrij ge matigd zijn in vergelijking met een aantal andere industrielanden. Daar komt bij dat door bezuinigingen en loonmatiging de particuliere inkomens vooralsnog vrij sterk onder druk zullen blijven staan, waardoor de bestedingsmogelijkheden per inko menstrekker niet of nauwelijks zullen toe nemen. In brede kring wordt verondersteld dat de inflatie zich in de eerstkomende ja ren rond het thans bereikte niveau van 2'/2 a 3% zal blijven bewegen. Een daling van de reële rente zou aldus alleen kunnen plaatsvinden via een verlaging van de no minale rentevoet. Naast de verwachte macro-ontwikkelin gen krijgt de koopwoningmarkt in 1 984 te i»ï f ■DM nl»-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 23