Financieringsbronnen agrarische bedrijven in VS Een blik vooruit De Verenigde Staten tellen 2,4 miljoen agrarische bedrijven. Ongeveer 46 procent van die ondernemingen financieren het be drijf uit eigen middelen, terwijl de overige dat kunnen doen uit één van de volgende bronnen: Het Farm Credit System, een coöpe ratieve landbouwkredietinstel/ing, die bestaat uit: - Banks for co-operatives, welke land bouwcoöperaties financieren; - Federal Land Banks, welke hypothecaire leningen door tussenkomst van 474 Fede ral Land Bank Associations aan agrarische bedrijven verstrekken; - Federal tnterpnediate Credit Banks, welke 420 Production Credit Associations (PCA) financieren ter verstrekking van kort- en middellang krediet aan agrarische bedrijven en welke leningen van bepaalde andere landbouwf/nancierende instellingen in dis conto nemen. Amerika en Rabobank Nederland cent, terwijl dat van de levensverzekeraars en de particulieren terugliep van respectie velijk 14,1 en 35,3 procent naar respectie velijk 1 1,7 en 29,2 procent. Vervolgens de omvang van het landbouw krediet voor produktiedoeleinden. Dat is in dezelfde periode van 1977 tot en met 1 983 eveneens fors gestegen en wel van 37 miljard naar 1 08 miljard dollar. Het to tale marktaandeel daarin van de Farmers Home Administration en de Commodity Credit Corporation steeg in die perode van respectievelijk 2,8 en 0,9 procent naar res pectievelijk 1 3,6 en 1 5,4 procent. Dat van de Product Credit Associations en de parti culieren liep terug van respectievelijk 25,6 en 20,4 naar respectievelijk 18,6 en 18,1 procent. Het aandeel van alle Amerikaanse banken samen in het totaal liep echter nog forser terug, namelijk van 49,3 procent naar 33,5. Sinds 1977 is het aandeel van de 100 belangrijkste banken daarin echter niet meer teruggelopen. Deze banken, waaron der Bank of America, Citibank, First Natio nal Bank of Chicago etc. hadden per ultimo 1 982 ongeveer 9,5 miljard dollar in land- bouwproduktiekredieten uitstaan. Het is dus duidelijk dat het marktaandeel van de kleinere banken aanzienlijk sterker gedaald is. Er is een aantal oorzaken voor het ter- reinverlies van deze banken aan te wijzen. Ten tijde van economische teruggang in de landbouwsector, zoals in 1978-1979 en in 1982-1983, loopt het aandeel van overheidsinstellingen, FmHA en CCC, sterk op. Toen de rentetarieven tot historische hoogte rezen in het begin van de jaren tachtig, bleven de rentekosten van de Pro duction Credit Associations beduidend achter bij die stijging. Verschillen van 2 tot 5 procent in het voordeel van de PCA's wa ren geen uitzondering. Deze grote verschil- Commerciële banken en spaarban ken. Deze instellingen spelen voorna melijk een rot in de korte financie ringssfeer. Particulieren en andere bronnen. Deze categorie omvat leveranciers van landbouwprodukten, landbouwmachi nedealers, familieleden en andere par ticulieren. Levensverzekeringsmaatschap pijen. Deze instellingen zijn actiefin de markt voor hypothecaire leningen. Farmers Home Administration (FmHA). FmHA is een overheidsinstel ling, die fungeert als 'tender of last re- sort' voor agrarische bedrijven. Commodity Credit Corporation (CCC). CCC is een onderdeel van het Amerikaanse ministerie van Land bouw. Het heeft ten doel door de aan koop van granen de nadelige effecten van lage prijzen te verminderen en door het verstrekken van leningen mi nimumprijzen voor deelnemers aan de CCC-programma's te garanderen. len kunnen optreden, doordat de PCA's als onderdeel van het Farm Credit System, al gemeen gezien als de beste debiteur na de overheid op de Amerikaanse geld- en kapi taalmarkt, een welhaast onuitputtelijke bron van goedkope middelen ter beschik king hebben. Niet alleen zijn de rentekos ten voor de kleinere banken hoger, het is met name in tijden van krap geld moeilijk voldoende middelen aan te trekken. Een ander obstakel is de wettelijke bepaling dat een bank niet meer dan 10 procent van het eigen vermogen mag uitlenen aan een en dezelfde debiteur. Waar het aantal boeren bedrijven in de VS in de afgelopen decen nia gestadig in aantal is teruggelopen en in omvang is toegenomen, en bovendien de verhouding tussen vreemd en eigen ver mogen ten gunste van het eerste gestegen is, zijn de kleine banken vaak niet meer in staat de volledige behoeften van sommige cliënten te financieren. Naar verwachting zal deze trend zich in de toekomst voort zetten en zal een toenemend aantal kleine re banken niet meer in de grotere en meer gespecialiseerde financieringsbehoefte van de groeiende agrarische bedrijven kunnen blijven voorzien, tenzij zij in staat zijn de benodigde gespecialiseerde kennis en middelen aan te trekken. De bovengeschetste situatie waarin de kleinere landbouwbanken zich bevinden is het gevolg van een ontwikkeling van ja ren. De kleine banken hebben zich tot op zekere hoogte weten te behelpen door par ticipaties in leningen aan te bieden aan correspondentbanken, of leningen te ver disconteren bij de Federal Intermediate Credit Banks. De eerste mogelijkheid werkt echter slechts voor zover de correspon dent behoefte heeft aan een deelneming. Vooral in tijden van krap geld, juist wan neer de kleine bank het meest dringend om middelen verlegen zit, is dit niet of nauwe lijks het geval. Gebruik maken van de tweede mogelijk heid betekent dat een beroep gedaan wordt op de belangrijkste concurrent. Geen van beide dus erg aantrekkelijke al ternatieven. Een betrekkelijk recente ontwikkeling be moeilijkt de positie van de kleine banken verder. Enige tijd geleden is een begin gemaakt met de zogenaamde deregule ring van de rentetarieven. Tot nog toe wa ren tarieven voor deposito's aan bepaalde wettelijke maxima gebonden, hetgeen in de praktijk goedkope toevertrouwde mid delen voor de banken opleverde. Een aan tal financiële instellingen dat niet onder deze bepalingen viel bood het publiek de mogelijkheid op rekeningen hogere, aan de geldmarkt verbonden, rente te ontvan gen. In antwoord daarop heeft het Congres opdracht gegeven de desbetreffende wet ten successievelijk in tetrekken. Het uitein delijke gevolg zal zijn, dat de commerciële banken duurdere middelen aan zullen trek ken en dat met name de kleinere banken het steeds moeilijker zullen krijgen dit op een concurrerende, maar toch ook renda bele manier vol te houden. Het betekent echter ook dat de tarieven scherper zullen gaan fluctueren. Na deze historische opsomming willen wij ook een blik in de toekomst werpen. In het begin van 1982 heeft het Ameri kaanse ministerie van Landbouw een stu die het licht doen zien, waarin drie scena rio's voor de groei van de totale landbouw- schuld tot 1990 gegeven worden: Het meest waarschijnlijke (volgens het ministerie) houdt in dat de totale land- bouwschuld toeneemt met 400 miljard dollar, bij een zwakke groei van de land bouwinkomsten in de eerste helft van het decennium en een sterkere opleving in de tweede helft. Dit alles dank zij een stijging in besteedbaar inkomen, lage inflatie en een groei van 4 tot 5 procent in de export van landbouwprodukten. Een stijging tot 800 miljard dollar, door een stijging van de inflatie tot 26 procent en een beperkte groei in consumptieve uit gaven en export. Een stijging met 200 miljard dollar als gevolg van een snel dalende inflatie en een snelle stijging van de reële economi sche groei in de wereld. Wat de werkelijkheid ook te zien zal geven, men mag er vanuit gaan dat de behoefte aan vreemd vermogen per debiteur in belangrijke mate zal toenemen. Het is dan

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 16