De jongeren onder ons zullen wel even op weg geholpen moeten worden. Maar wie al zo'n kleine 25 jaar in onze organisatie meeloopt hoort in de naam van prof. dr. G. Minderhoud nog steeds een bekende, vertrouwde klank. Minderhoud immers is 23 jaar lang een zeer vooraanstaande figuur geweest in de Utrechtse Raiffeisenorganisatie. En wel in de periode van 1940 tot en met 1963. In die tijd was hij onder meer zeven jaar lang voorzitter van de raad van toezicht van de centrale bank en zelfs tien jaar lang, tot zijn aftreden wegens de 70-jarige leeftijdsgrens, voorzitter van het bestuur. Vorige maand werd hij 95. Alle reden om hem ter gelegenheid van die verjaardag eens op te zoeken. In eigen woorden Op de planken in Groningen en in Tivoli Een tijdperk herleeft atuurlijk is Minderhoud een man van de oude stempel. Een heer, en dat heus niet in de be tekenis van een om zijn ouder dom eerbiedwaardige grijs aard. De jaren tellen natuurlijk, maar naar geest en sprankelen de conversatie gemeten roept hij nog helemaal het beeld op, dat we ons uit zijn actieve tijd herinneren. Een voor recht om zo iemand te mogen ontmoeten. Je proeft hoe het vroeger was. Maar je er vaart ook de wijze relativering, door de ou derdom gerijpt, waarmee Minderhoud zonder moeite voorvallen uit zijn ijzeren geheugen opdiept. Wat vooral opvalt is de mildheid, waarmee dat gebeurt. De gedachte aan de goede oude stempel komt ook op doordat in het Minderhoud- tijdperk onze banken hun ontwikkeling naar 'volwaardige dorpsbanken' afsloten. Dat was een trotse prestatie, maar we we ten nu, dat er nog veel meer zou volgen. Dat heeft Minderhoud net niet meer actief meegemaakt, al waren symptomen van de komende grote expansie al wat te onder kennen. Vergeet niet, dat enkele jaren voor het afscheid van Minderhoud het Rapport Landbouwkrediet verscheen, dat in de ja ren zestig enorm doorgewerkt heeft. 'Ja, er is wel wat veranderd', zegt Minder houd, 'mentaal natuurlijk ook. Eerlijk ge zegd, ik heb nooit voorzien, dat ons coöpera tieve bankwezen zo 'n omvang zou krijgen. Wij mikten er alleen maar op, dat naast de boer en tuinder ook de dorpssmid en de dorpshandelaren erbij zouden gaan horen. Vorig jaar heb ik het computercentrum in Zeist gezien. Ik snap er niets van. Met schrik hoor je van kantoren in New York en Frank- furt. Wie kan dat nog allemaal overzien? Hoe hou je daarmee als directie het contact? Och, ik bedenk maar, dat Baron van Itter- sum, voorzitter van het bestuur van 1915 tot 1939, zelf nog de effecten-coupons knipte. Dat vonden wij in onze tijd ook al heel curieus. De 'organisatie' ging Minderhoud altijd zeerter harte. Befaamd waren zijn toespra ken voor de algemene vergaderingen. Hij schreef ze allemaal zelf en had de opmer kelijke gave om als hooggeleerde spreker moeilijke zaken zonder moeilijke woorden heel eenvoudig en simpel uit de doeken te doen. En dat is vaak veel moeilijker dan het afsteken van een geleerd betoog. Voor Minderhoud was eenvoudige helderheid vanzelfsprekend. 'Ik was indertijd - in de periode van de gelei de loonpolitiek - lid van het College van Rijksbemiddelaars, met politieke figuren als prof. Romme, Jan Schouten en Joekes. Dat politieke geruzie met moeilijke woorden over zoveel centen per uur meer of minder werd mij te dol. De oude Drees was minis ter, hij zei: ik kan die rapporten niet lezen, veel te ingewikkeld, zeg het maar in je eigen woorden. 'Zo heb ik het ook altijd gezien. Misschien wel, omdat ik begonnen ben a/s leraar bij het landbouwonderwijs in Groningen, waar je tegelijk adjunct-rijkslandbouwconsulent was. Daar komt bij dat de kassiers van vroe ger en de bestuursleden toch wel anders be handeld moesten worden dan de directeu ren en bestuursleden nu. De eigenlijke vak kennis ontbrak veelal. Zo'n kassier was vaak een onderwijzer of iets dergelijks en deed het bankwerk er een paar uur in de week bij. Echte vakkennis en een opleiding om die te verwerven is er pas later, heel ge leidelijk en zeker niet met snelle sprongen bijgekomen. Slechts bij enkele grote ban ken was het anders. De kassiers daarvan werden ook het eerst directeur genoemd. 'Je moest dus de taal spreken van je gehoor. Een tikkeltje patriarchale houding van de centrale bank zal er in die tijd ook wel door te verklaren zijn geweest. Maar dat hoorde er toen bij. Uit de Groningse tijd dateerde Minder houds eerste contact met de Boerenleen bank. Dat had overigens minder te maken met het feit, dat hij nog met notaris Ages uit Leens (ook een oude bekende in de vroegere organisatie) op de planken heeft gestaan in dezelfde rederijkersclub, als wel met de omstandigheid dat in 1920 de prijs voor aardappelmeel instortte. Een da ling van 41 gulden tot 1 1 gulden per baal. Een nare, crisisachtige zaak, voor de oplos sing waarvan hij in een commissie met on der andere mr. Gezelle Meerburg, van de juridische afdeling van de centrale bank, goed werk heeft verricht. In Groningen had je in die tijd typische gebruiken. Geen en kele boer ging naar de bank, alles lieten ze via commissionairs lopen, ook de graan- verkoop en het vervoer. In ieder dorp had je een 'kassier', die het financierde wanneer betaald moest worden. Aan de functie van de Boerenleenbanken aldaar ontbrak dan ook nog wel het een en ander. Twintig jaar later, in 1 938, kreeg Minder houd pas weer contact met onze organisa tie. 'Stroink vroeg of ik lid en vervolgens voorzitter van de Raad van Toezicht wilde worden. Stroink was dat zelf 22 jaar ge- N

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 12