Interview met mr. Frans Andriessen vergroot is met lidstaten die een ander concept hadden over die samenwerking. 'De Denen zeggen bijvoorbeeld: we moe ten vasthouden aan een vetorecht, want we hebben daarmee de toetreding tot de Gemeenschap verkocht aan ons electo raat. Dat is ook het geval. En hetzelfde geldt trouwens voor het Verenigd Konink rijk, terwijl de Fransen al een wat afwijkend concept hadden, wat is gebleken in het Luxemburgse geval. Het is dus duidelijk dat zo'n instrument aanzienlijk wordt ver zwaard in zijn functie en uitwerking, als er een aantal lidstaten bijkomt, dat van het kunnen gebruikmaken daarvan toetre dingsvoorwaarden heeft gemaakt. Dat komt er in belangrijke mate bij.' Maar dat betekent dat er destijds on voldoende is gekeken naar de voor de communautaire besluitvorming nadeli ge consequenties daarvan. We zitten daardoor wel met Europese organen die niet functioneren, zoals dat zou moeten. Meteen Europese Commissie, wier initiërende rol wordt uitgehold, omdat de Raad van Ministers alle be langrijke commissievoorstellen door schuift naar de Europese topconferen ties. Met die topconferenties, die daar niet voor zijn. waarin als zodanig ook niet door het Verdrag van Rome is voor zien, en waarop men het vervolgens ook niet eens wordt. En met een Euro pees Parlement dat bij gebrek aan be voegdheden het nakijken heeft en als een walvis op het droge ligt Hoe moet dat verder? Andriessen: 'Men heeft destijds wel gezien dat men de structuren moest veranderen. Men heeft het alleen niet gedaan. En we zijn in wezen vandaag de dag nog steeds bezig dat feit te verwerken. Het Britse pro bleem zoals zich dat tegenwoordig mani festeert is eigenlijk nog steeds een niet ver werkte toetredingsaffaire. De conclusie die je daaruit moet trekken is in elk geval, dat als je weer gaat uitbreiden, en daar zijn we volop mee bezig, dat je dan wél een keer die lessen daaruit moet trekken. Mijn stel ling is, dat als dit besluitvormingspro bleem niet wordt opgelost, de verdere uitbreiding een heel gevaarlijk avontuur is.' Over naar de Europese top van maart in Brussel. Daar zal niet alleen moeten blijken of men bereid is weer terug te keren naar een meer communautaire besluitvorming, maar ook of de bereid heid er is uit de acute, meer financiële problemen te komen, die de EG verlam men en die in Athene zijn blijven liggen. Wat kan daarvan lukken? Andriessen: 'Ik heb al gezegd dat het mij ondenkbaar lijkt, dat de top van maart alle problemen, die er liggen zal kunnen oplossen. Ik denk wel dat ze een aantal problemen kan oplossen, of tenminste ba sisindicaties kan verschaffen voor beslui ten, die dan door de vakraden van minis ters zouden kunnen worden genomen. 'In ieder geval sta ik, zoals gezegd, per soonlijk op het standpunt, dat deze top helderheid moet verschaffen over het landbouwbeleid, dat wil zeggen over de landbouwhervormingen. Ik ga er tenmin ste van uit, dat de Fransen beslissingen over een aantal van die hervormingen, zoals produktiebeperkende maatregelen (lees superheffing op de melkproduktie etc., red. JD), op de top willen nemen en niet aan de Landbouwraad over willen la ten. 'Maardan moeten er ook wel besluiten val len. Anders is het niet mogelijk de land bouwprijzen voor dit jaar, waarover wij voorstellen hebben gedaan, vast te stellen. Die prijsvaststelling is uiteraard essentieel, zowel voor de landbouw, die niet onbe perkt op zijn beleidskader kan blijven wachten, als voor de begroting. Hervor mingen en prijzen bepalen immers in ster ke mate de uitvoerbaarheid van de begro ting 1 984. Dus dat moet in elk geval. 'Wat ook kan is, dat men het eens wordt over het hele financiële kader, de begro tingsdiscipline, de groei norm voorde land bouw en dat soort zaken. En ik denk dat het ook mogelijk zou moeten zijn om veel helderder indicaties te geven over de uit breiding van de Gemeenschap. Maar of we ook zover komen dat we de uitbreiding van de eigen middelen en het Britse pro bleem oplossen, daar heb ik zo mijn vraag tekens bij.' Is er wel voldoende politieke wil om er uit te komen? Andriessen: 'Een aantal lidstaten zou het wellicht best aardig vinden, als ze die kwesties nog langer uit de weg zou kunnen gaan. Maar de problemen dringen zich met zo'n urgentie aan, dat niemand er meer langs kan. Het budgetvraagstuk 1984 ligt er nou eenmaal. Als daar geen oplossing voor komt, dan zijn de nationale bijdragen aan de EG-begroting, die toch al voor een belangrijk deel opgaan aan de landbouw uitgaven, binnenkort niet meer toereikend. 'Ik hoef tegen dit blad niet te zeggen, dat dit een stuk renationalisatie van het land bouwbeleid zou kunnen inhouden. Dat is in niemands belang, nog afgezien van het feit dat het de nationale schatkisten geld gaat kosten. Geld dat de lidstaten, zeggen ze, ook niet hebben om de eigen middelen van de Gemeenschap uit te breiden. Ik denk dus dat er fysieke budgettaire noodzaken ontstaan, die wellicht het gebrek aan poli tieke wil kunnen helpen compenseren.' U had het net over de groeinorm voor de landbouwuitgaven. Wat is volgens u een redelijke norm? Andriessen: 'Het is heel moeilijk een strikte norm daarvoor te ontwikkelen. Want de gang van zaken in de landbouw wordt niet alleen bepaald door de besluiten die wij hier nemen. De landbouwuitgaven worden ook bepaald door oogstinvloeden, wereld marktontwikkelingen en niet in de laatste plaats door monetaire invloeden. De dollar speelt daar een geweldig grote rol in. Toch zullen we twee normen moeten ontwikke len. 'Ten eerste, de groei van de landbouwuit gaven moet geringer zijn dan de autonome groei van het EG-budget. En uiteraard moet niet uit de nieuwe middelen die we toch nog steeds hopen te krijgen, ook weer het grootste gedeelte naar de landbouw gaan. Dat is niet de bedoeling. 'Ten tweede zal het aandeel van de land bouwuitgaven in de EG-begroting, dat nu in de buurt van de twee derde - zeg maar 65 procent - ligt, structureel moeten te ruglopen.' Hoever terug? Andriessen: 'Ja dat is moeilijk te zeg gen. Ik ben realist. Als het ergens in de buurt van de 50 procent zou komen, zou dat een geweldige prestatie zijn. Maar ik bedoel daarmee wel dat het relatieve aan deel van de landbouwuitgaven moet terug lopen, ook nadat het al is teruggelopen als gevolg van een uitbreiding van de eigen middelen. Ik denk trouwens dat op het punt van de groeinorm overeenstemming tussen de landbouwministers mogelijk is.' Even een uitstapje naar de lusten en de lasten. Het Britse probleem van de begrotingsbijdrage. Trouwens de Duit sers vinden ook dat ze teveel betalen en te weinig terugontvangen. Hebben ze gelijk? Andriessen: 'Ik vind wel dat er een Brits probleem is, tenminste voor zo lang als de Gemeenschap niet meer is dan ze nu is, dat wil zeggen, zich in overwegende mate concentreert op uitgaven in de landbouw sector en in aanzienlijk geringere mate in andere sectoren. Wanneer voor die an dere sectoren een beleid zou worden ont wikkeld, zou het probleem zich waar schijnlijk vanzelf voor een groot gedeelte oplossen. Maar ik denk niet dat er een Duits probleem is, hoewel dat intussen wel erkend is door de Europese Raad (de top van staatshoofden en regeringsleiders, red. JD). En daar heb je dan natuurlijk wel mee te maken. 'Ik denk dus, dat er een oplossing moet ko men, die inderdaad de Britse bijdrage te rugbrengt. Maar ik vind wel dat dit een oplossing moet zijn die een zekere zelfIi- quidatie inhoudt.' Europa is meer dan een gemeen schappelijke landbouwmarkt. Maar het lijkt er nog niet erg op. De Britse staatssecretaris van Buitenlandse Za ken, Malcolm Rifkind, schreef onlangs in NRC Handelsblad: 'De droevige waarheid is, dat een echte gemeen schappelijke markt - één enkele bin nenlandse markt voor goederen, dien sten en kapitaal, vrij van alle handels belemmeringen - gewoon niet be staat. Wat moet er de komende jaren gebeuren, om daarin verandering te brengen? Andriessen: 'Die Britse staatssecretaris heeft gelijk dat er nog heel wat moet ge beuren om van de EG een echte gemeen schappelijke markt te maken. Daarvoor

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1984 | | pagina 10