Eert en ander in beweging
'Indrukwekkend aantal
potjes op het vuur'
Nieuwe financierings-
problematieken
Uitdaging
Banken en Nederlandse export
ren van een betere infrastructuur in onze
samenleving voor het functioneren van
dat bedrijfsleven. Op die manier kan het
adequater op de noodzaak van een ver
hoogde exportinspanning inspelen.
'Maar daarvoor', aldus Brust, 'is wel nodig
dat er een intensievere samenwerking komt
tussen de overheid, het bedrijfsleven, de Ne
derlandse onderzoekswereld - die er overi
gens best mag zijn - en het bankwezen. Als
die vier componenten nauwer gaan samen
werken en waar maar enigszins mogelijk
gezamenlijk projecten gaan uitvoeren, dan
kan het bedrijfsleven pas goed uit de voeten.
Dan kan de ontwikkeling van technologi
sche vernieuwingen in goede banen geleid
en toegepast worden. Dan kan ook de export
sterke impulsen krijgen. En alleen dan ook
kan de financiering van dit alles, welke nieu
we inspanningen met zich mee zal brengen
voor het bankwezen, beter gaan werken.
Brust constateerde dat er al het een en an
der in beweging is, wat tot een betere infra
structuur voorons bedrijfsleven kan leiden.
'Kijk bijvoorbeeld naar de samenwerking
met het bedrijfsleven, die nu door een aantal
technische en economische hogescholen op
gang is gebracht, naar de concentratie van
exportactiviteiten in het recent tot stand ge
komen 'Holland Trade House', naar het
werk van de Kamers van Koophandel en
naar de activiteiten van de werkgeversorga
nisaties. Kijk ook naar de initiatieven van
banken in de richting van startende onder
nemers, bijvoorbeeld via het organiseren
van starterscompetities en het stichten van
bedrijvencentra, een zaak die hier en daar
ook door Rabobanken lokaal wordt gestimu
leerd. Als we al die zaken de revue laten
oasseren, dan mogen deze toch gezien wor
den als evenzovele stimulansen om te ko
men tot nieuwe activiteiten en investerin
gen.'
'Maar, 'aldus Brust,' daarmee zijn we er nog
niet. Want de ontwikkeling van nieuwe
technologieën en de systematische toepas
sing daarvan door het Nederlandse bedrijfs
leven lijken nog onvoldoende op gang te zijn
gekomen. En juist daarvan zou de export
straks op grote schaal moeten kunnen profi
teren.
Hij wees er daarbij op dat bij het TNO met
zijn 35 instituten weliswaar jaarlijks vele
duizenden researchopdrachten van het
bedrijfsleven op de plank liggen.
'Het is indrukwekkend', zei hij, 'wat daar
aan potjes op het vuur staat in de vorm van
onderzoeken, die zich de komende jaren zul
len kunnen vertalen in nieuwe produkten en
nieuwe technische processen. Hetzelfde
geldt voor de universiteiten en hogescholen,
waar transferpunten voorde overdracht van
kennis naar het bedrijfsleven operationeel
zijn geworden.
Anderzijds zijn er over het inspelen op de
technische ontwikkelingen helaas ook
minder optimistische geluiden te horen. Zo
zei een gespecialiseerde Nederlandse
chip-fabrikant volgens Brust onlangs: 'Het
Nederlandse bedrijfsleven heeft nog onvol
doende idee wat met elektronica allemaal
kan worden gedaan.'En dat', aldus deze
fabrikant, 'terwijl hier naast de gigant Phi
lips een schitterende, kleinschalige elektro
nische industrie tot ontplooiing kan komen,
want wij hebben de kennis, de fantasie, de
HTS-ers en de mensen van de technische
hogescholen.
Van deskundige zijde is er overigens op
gewezen dat vele bedrijven te weinig stil
staan bij de vraag, of een nieuwe uitvinding
of een nieuw produkt ook meteen door het
betreffende bedrijf zelf moet worden toe
gepast.
Dat hoeft helemaal niet de goede weg te
zijn. Als men, zoals in de praktijk natuurlijk
al wel gebeurt, die uitvinding verkoopt
door middel van licenties in andere landen
waar het produkt goedkoper kan worden
gemaakt, dan zou men best eens een bete
re zaak kunnen doen. Al moet daarbij na
tuurlijk wel acht worden geslagen op de
werkgelegenheidseffecten.
De vraag, wat ondernemingen die iets
nieuws ontwikkelen in dit soort gevallen
het beste kunnen doen, valt veelal moeilijk
door hen alleen te beantwoorden. Zij zijn
vaak niet voldoende geëquipeerd om de
reikwijdte van een beslissing in de ene of
de andere richting volledig te overzien.
Hier ligt nog een belangrijk terrein braak
voor deskundige advisering, waarbij de
gedachte veld wint, dat ook voor het bank
wezen hier een taak is weggelegd. Want in
die gedachte zou de bank bij het adviseren
over de financieringstechnische aspecten
bij innovaties, ook mede de vraag onder
ogen moeten zien, of het betrokken bedrijf,
c.q. de individuele uitvinder, er verstandig
aan doet een nieuwe vinding zelf te gaan
exploiteren, dan wel in licentie te geven, of
te verkopen.
Te beluisteren valt dat de banken bij de ad
visering op het raakvlak van nieuwe tech
nologie en financiering nog niet voldoende
kennis en ervaring in huis zouden hebben
en dat in die leemte zou moeten worden
voorzien. Ook van TNO-zijde is er recent
nog eens op gewezen, dat in ons land nog
te weinig mogelijkheden zijn om tech
nisch onderzoek en de daarop aansluiten
de technologische toepassingen in het be
drijfsleven in voldoende mate en op pas
sende wijze financieel mogelijk te maken.
Een goede stap in de richting zou zijn, dat
de banken de ontwikkelingen in het be
drijfsleven veel meer ook vanuit de tech
nologische invalshoek op de voet gaan vol
gen. Eén van de wegen waarlangs dat kan
gebeuren is vergrote aandacht voor dat
aspect in het kredietbeheer, dus in de di
recte relatie met de individuele bedrijven.
En niet alleen nu er in het bedrijfsleven ge
voelige klappen vallen die ook door de
financierende banken worden gevoeld,
maar juist en vooral ook met het oog op de
toekomstige mogelijkheden van deze be
drijven.
Van meerdere zijden is betoogd, dat het
zetten van de benodigde stappen op het
nog niet altijd even strak gespannen koord
tussen nieuwe technologieën en de finan
ciering daarvan één van de uitdagingen is,
waarvoor het bankwezen wordt gesteld.
Het bankwezen zal zich daarbij overigens
zelf in de relatie met de bedrijven ruim
schoots moeten bedienen van nieuwe en
evenzo noodzakelijke technologische ver
worvenheden op het gebied van de elek
tronische communicatie en dataverwer
king.
De conclusie wint veld, dat het inhoud ge
ven aan die uitdaging in sterke mate mede
bepalend zal zijn voor een positieve ont
wikkeling van het Nederlandse bedrijfsle
ven en zijn toekomstige positie op de inter
nationale markten. Maar het blijkt niet zo
eenvoudig te zijn dat koord te betreden en
daarbij het nodige evenwicht te bewaren.
Brust gaf in de al genoemde bijeenkomst
met ondernemers aan hoe een en ander in
de praktijk vertaald zou kunnen worden. De
banken zouden volgens hem bij de beoor
deling van toekomstige financieringen van
bedrijven wat minder nadruk moeten leg
gen op de traditionele zekerheden, zoals
gebouwen en vorderingen, die immers de
weerslag van het heden en het verleden
vormen, en wat meer op de aspecten van
nieuwe technologische ontwikkelingen,
die leiden tot nieuwe projecten, welke deze
bedrijven kunnen gaan ontwikkelen en uit
voeren. De zekerheid of onzekerheid van
de toekomstige rentabiliteit van onderne-
meningen ligt immers primair daarin be
sloten. JD