Nieuw Burgerlijk Wetboek
debiteur kan men denken aan niet-betaling
van rente en/of aflossingen (vaak zal overi
gens de pandgever en debiteur dezelfde
persoon zijn). Ter bescherming van de
rechten van de bezitloze pandhouder be
paalt het Nieuw Burgerlijk Wetboek dat de
pandhouder in dergelijke situaties mag
vorderen, dat de verpande zaak in de
macht van de pandhouder of van een der
de wordt gebracht. Maakt de pandhouder
van deze bevoegdheid gebruik, dan wordt
het bezitloze pand gemaakt tot vuistpand.
Zo kan de pandhouder zijn belangen beter
dienen.
Oogstrecht
In verband met financiering in de land- en
tuinbouw heeft het bezitloze pandrecht
nog een speciaal aspect. Bezitloos pand
recht bij voorbaat is ook mogelijk op nog
te velde staande vruchten of beplantingen.
Dit pandrecht heet 'bij voorbaat', omdat
het gevestigd wordt op toekomstige za
ken: voor de oogst zijn de vruchten en
beplantingen (als onderdeel van de grond)
onroerend, na de oogst wordt het pand
recht effectief, omdat dan de zaken door
afscheiding roerend worden. Volgens het
Nieuw Burgerlijk Wetboek heeft de bezit
loze pandhouder van nog te velde staande
vruchten en beplantingen het recht om aan
de Kantonrechter een machtiging tot
inoogsting te vragen. Zonder een dergelij
ke machtiging zou de pandhouder de
grond waarin of waarop zich de vruchten
en de beplantingen bevinden niet mogen
betreden, indien de eigenaar van de grond
hiertegen bezwaar maakt.
Bezitloze pandhouder en derden
Onder het huidige recht geldt dat de zeker
heidseigenaar een zwakkere positie heeft
dan bepaalde derden. Zo is de rechtsposi
tievan de onbetaald gebleven verkoper van
roerende zaken sterker dan die van de ze
kerheidseigenaar.
Wanneer de zekerheidseigenaar zijn recht
ontleent aan de koper van een roerende
zaak, dan moet hij wijken voor de onbe
taald gebleven verkoper.
Heeft de oorspronkelijke verkoper een
eigendomsvoorbehoud gemaakt, zolang
de koopprijs niet is betaald, dan kan hij de
zaak bij niet-betaling terughalen ten nade
le van de zekerheidseigenaar die van de
koper de zekerheidseigendom heeft ver
kregen.
Vervreemdt degene die de zekerheids
eigendom aan de bank heeft gegeven de
roerende zaak tegen een bepaalde vergoe
ding aan een onwetende derde, dan kan de
bank de zaak niet van de derde terugvor
deren.
Volgens het Nieuw Burgerlijk Wetboek is
de situatie min of meer hetzelfde ten aan
zien van bezitloos pandrecht.
Bij wanbetaling door de koper kan de ver
koper de koopovereenkomst eenzijdig ont
binden en de roerende zaken als zijn eigen
dom terugvorderen. Indien de koper op de
zaken inmiddels een bezitloos pandrecht
zou hebben gevestigd, hoeft de verkoper
dit bezitloos pandrecht niet te eerbiedigen.
De bezitloze pandhouder verliest zijn
pandrecht, wanneer de verkoper de onbe
taalde zaken terugvordert. Dit recht van de
verkoper noemen we het recht van recla
me. Dit recht van reclame kennen wij ook
nu, maar straks heeft het een bredere wer
king.
Ook onder het nieuwe recht kan de verko
per van roerende zaken een eigendoms
voorbehoud maken voor de tijd dat de
koopprijs niet is voldaan. Eerst na het ver
vallen van dit eigendomsvoorbehoud kan
een eerder door de koper gevestigd bezit
loos pandrecht tegenover de verkoper
effect hebben.
Indien degene die een roerende zaak bezit
loos heeft verpand deze vervreemdt aan
een derde, dan wordt de verkrijger volgens
het Nieuw Burgerlijk Wetboek eigenaar.
Tegenover hem kan de bezitloze pandhou
der zijn recht niet inroepen, indien de ver
krijger niet op de hoogte was van dit pand
recht en dit redelijkerwijze ook niet kon
zijn. Aan een dergelijke regeling heeft het
rechtsverkeer evenals nu bij zekerheids
eigendom behoefte.
Bezitloos pandrecht en fiscus
Omvorming van de huidige zekerheids
eigendom naar bezitloos pandrecht onder
het Nieuw Burgerlijk Wetboek leidt tot een
verdere bevoordeling van de positie van de
fiscus. Althans, indien de fiscale wetgeving
niet wordt gewijzigd. Immers, thans is de
heersende opvatting dat inventarisgoede
ren, voorraden en vorderingen die aan een
bank tot zekerheid in eigendom zijn over
gedragen, niet meer van de belastingplich
tige zijn. De fiscus kan hierop alleen ver
haal uitoefenen, voorzover het inventaris
goederen zijn (op grond van het 'bodem-
recht' van de fiscus). Nu bepaalt de Invor-
deringswet uit 1845 dat de fiscus een
recht van voorrang heeft boven pandrecht.
Als onder het Nieuw Burgerlijk Wetboek
het fiscaal recht van voorrang boven pand
recht (en dus ook bezitloos pandrecht)
gehandhaafd zou blijven, zou de fiscus
derhalve niet alleen verhaal kunnen nemen
op de inventaris, maar ook op voorraden en
vorderingen, ondanks de verpanding van
deze goederen aan een bank. Dit is onaan
vaardbaar, omdat de wijziging van het Bur
gerlijk Wetboek, bedoeld om het burgerlijk
recht aan te passen aan de rechtsopvattin
gen van deze tijd, dan een niet gewenste
bevoordeling van de fiscus tot gevolg zou
hebben.
Verkoop door de pandhouder mbhbbh
De kern van het pandrecht is ook straks dat
de pandhouder de bevoegdheid heeft om
- wanneer zijn debiteur zijn verplichtingen
niet nakomt of failliet gaat - de verpande
zaak te verkopen. De opbrengst hiervan
mag hij bij voorrang boven andere schuld
eisers met zijn vorderingen verrekenen.
Hoofdregel is dat de verpande zaken in het
openbaar moeten worden verkocht. Met
toestemming van de president van de
rechtbank mag echter ook onderhands
worden verkocht.
Het is mogelijk dat een bepaalde zaak
vaker, al dan niet bezitloos, is verpand. In
zo'n situatie mag iedere pandhouder de
verpande zaak verkopen. Bij de verdeling
van de opbrengst komt echter de pand
houder met de oudste rechten het eerste in
aanmerking. Blijft er iets over van de op
brengst, dan gaat dit naar de 2e, vervol
gens naar de 3e enz. De volgorde van de
respectieve rechten wordt vastgesteld aan
de hand van de registratiedata van de
pandakten. Om tot verkoop van een bezit
loos verpande zaak te kunnen overgaan
moet de pandhouder het onderpand eerst
in handen zien te krijgen. Geeft de pandge
ver de zaak niet vrijwillig af, dan kan de
pandhouder afgifte van de zaak vorderen,
desnoods na het leggen van beslag. Na af
gifte is er sprake van vuistpand en kan de
pandhouder tot verkoop overgaan.
Samenvattend mmÊmmmmmtutm
In het Nieuw Burgerlijk Wetboek wordt
onderscheid gemaakt tussen vuistpand
en bezitloos pand. De regels voor vuist
pand wijken nauwelijk af van de huidige
regels. Bezitloos pand vormt de vervan
ging van de huidige zekerheidseigen
dom. Inhoudelijk zijn er tussen de beide
rechtsfiguren enige verschillen, met na
me het pandrecht bij voorbaat.
Wel klemt dat de fiscus straks bij niet
wijziging van de fiscale wetgeving in
een voordelige positie komt.
Onder het nieuwe recht zal bij menige fi-
nancieringsaanvraag pandrecht in de
zekerheidsconstructie prijken. Het
pandrecht is door de wetgever uit de
motteballen gehaald.