in bijgestaan door een slimme jurist, had
hier wat op gevonden. Van een caféhouder
kocht hij de café-inventaris, waarbij de be
taling van de koopprijs werd uitgesteld. De
caféhouder echter mocht de inventaris als
bruikiener onder zich houden. Tegelijk ver
strekte de brouwer een geldlening, waarop
de caféhouder normaal moest aflossen. De
caféhouder had de verplichting de inventa
ris na aflossing van de schuld weer terug te
kopen. Hierbij konden de wederzijds ver
schuldigde koopprijzen tegen elkaar weg
vallen.
De Hoge Raad maakte in een arrest uit
1 929 geen bezwaar tegen deze construc
tie. Hij ging zelfs nog verder en oor
deelde dat het geven van zekerheid een
rechtsgeldige basis voor het verkrijgen van
(zekerheids)eigendom was. Aldus was de
koop-bruikleenfiguur niet meer nodig.
Hiermee was de fiduciaire of zekerheids
eigendom, of ook wel genaamd zeker
heidsoverdracht, als een nieuw zeker
heidsrecht naast pandrecht een feit ge
worden. Men kan het zien als een vorm van
pandrecht, waarbij de pandhouder niet het
bezit van het goed heeft: een bezitloos
pandrecht.
Zoals bekend is de zekerheidseigendom
uitgegroeid tot het zekerheidsrecht bij uit
stek in geval van financiering van inventa
risgoederen en voorraden en valt dit niet
meer weg te denken uit de bankpraktijk.
Ook de zekerheidscessie, dit is de zeker
heidsoverdracht van vorderingen op der
den, heeft een hoge vlucht genomen, maar
daarover een volgende keer.
Pandrecht en nieuw burgerlijk wetboek
Het Nieuw Burgerlijk Wetboek zal een aan
tal veranderingen in het pandrecht te
weegbrengen.
Nieuw is dat, evenals bij het recht van
hypotheek, het principe van zaaksvervan
ging gaat gelden. Dit houdt in dat het
pandrecht van rechtswege een recht van
pand impliceert op alle vorderingen tot
vergoeding, welke in de plaats van het
voorwerp van dat pandrecht treden. Men
denke aan het volgende. Iemand heeft
pandrecht op gouden sieraden, welke zijn
gedekt onder een kostbaarhedenverzeke-
ring. Wanneer de sieraden worden gesto
len, heeft de pandhouder automatisch een
pandrecht op de vordering ten laste van de
verzekeringsmaatschappij. Onder het hui
dige recht moet dit echter nog uitdrukkelijk
zijn bedongen.
De positie van de derde pandgever -
iemand die iets in pand geeft voor de
schuld van een ander - wordt straks ook
verbeterd. Wanneer de debiteur ook zelf
goederen heeft verpand, of met hypotheek
bezwaard, mag de derde eisen dat de cre
diteur eerst de goederen van de debiteur
zelf verkoopt. Levert dit onvoldoende op,
dan kan de crediteur ook de bezwaarde
goederen van de derde verkopen.
Echt nieuw onder de werking van het
Nieuw Burgerlijk Wetboek zal zijn dat
straks twee soorten pandrecht worden on
derscheiden: het vuistpandrecht en het
bezitloos pandrecht. Het laatstgenoemde
recht treedt in de plaats van de huidige
rechtsfiguur van zekerheidseigendom.
Vuistpand
Met vuistpand bedoelen wij het pandrecht
zoals dit ook nu bestaat. Afgezien van het
voorgaande over zaaksvervanging en de
positie van de derde pandgever gaat hierin
weinig veranderen. Met andere woorden,
ook straks komt vuistpand tot stand, door
dat het voorwerp van pandrecht wordt ge
bracht in de macht (de vuist) van de
pandhouder of een derde.
Ook de wijze van verkoop van het onder
pand ondergaat geen verandering: ver
koop in het openbaar, met toestemming
van de president van de rechtbank, kan on
derhands worden verkocht; het onderpand
kan tegen een door de rechter te bepalen
prijs verblijven bij de pandhouder als
koper.
Bezitloos pandrecht mammam
Het Nieuw Burgerlijk Wetboek laat over
dracht van de eigendom van een goed tot
zekerheid voor een financiering niet toe.
Hiermee is dus het doodvonnis uitgespro
ken over de thans veel gehanteerde zeker
heidseigendom. Echter, de wetgever laat
de financieringspraktijk niet in de kou
staan. Straks kan met bezitloos pandrecht
feitelijk hetzelfde worden bereikt als thans
met zekerheidseigendom. Door de moge
lijkheid van bezitloos pandrecht wordt het
gebruik van de rechtsfiguur pandrecht
aanzienlijk uitgebreid.
Bezitloos pandrecht houdt in dat roerende
zaken worden verpand, zonder dat de
pandgever de zaak uit handen geeft. Een
dergelijk pandrecht moet bij notariële akte,
of bij geregistreerde onderhandse akte
worden gevestigd. Zolang een onderhand
se akte niet is geregistreerd, bestaat er nog
geen pandrecht.
Straks zal ook op toekomstige roerende
zaken een bezitloos pandrecht kunnen
worden gevestigd. Deze zaken dienen in de
pandakte wel met voldoende bepaaldheid
te worden omschreven. Zo zal de bezitloze
verpanding van alle roerende zaken die de
pandgever ooit zal verkrijgen te vaag en al
gemeen zijn. Voldoende bepaald is wel de
bezitloze verpanding van bijvoorbeeld de
varkens die een varkensmester in de toe
komst in zijn bedrijf verkrijgt. Dan komt dit
pandrecht op de varkens te rusten, zodra
deze eigendom van de varkensmester wor
den. De varkensmester kan volgens het
Nieuw Burgerlijk Wetboek niet verhinde
ren, dat de nog door hem te verkrijgen var
kens - welke hij bij voorbaat aan de bank
heeft verpand - onder het bezitloos pand
recht gaan vallen vanaf het moment dat zij
de varkensmester gaan toebehoren. Zou
de mester de bank een brief sturen, waarin
hij verklaart dat hij niet meer van plan is de
bank als bezitloos pandhoudster van var
kens die nog in zijn bedrijf zullen ko
men te erkennen, dan heeft dit geen gevol
gen. De varkens die later in het bedrijf ko
men en eigendom van de varkensmester
worden, zijn op grond van de pandakte aan
de bank verpand. Hier ligt een opmerkelijk
verschil met de zekerheidseigendom uit
het huidige recht. Nu is het immers zo dat
de varkensmester, als hij nieuwe varkens
verkrijgt, nog steeds de wil moet hebben
om deze voor de bank als zekerheidseige
naresse te houden.
Faillietverklaring van de varkensmester
heeft echter het gevolg dat varkens die na
dien aan de mester worden geleverd, niet
meer onder het bezitloos pandrecht van de
bank komen te vallen. Dergelijke varkens -
zoals in zijn algemeenheid voor roerende
goederen waarop een pandrecht bij voor
baat is gevestigd geldt - vallen vrij van
pandrecht in de faillissementsboedel. Ze
zijn verhaalsobjecten voor de gezamenlijke
crediteuren van de gefailleerde.
Van bezitloos pand naar vuistpand hb
Het kan voorkomen dat de pandgever of
de debiteur in zijn verplichtingen tegen
over de pandhouder tekortschiet. Ook kun
nen er goede redenen zijn om dit te vrezen.
Bij tekortschieten van de pandgever kan
men denken aan verwaarlozing van de be
zitloos verpande zaken, terwijl de pandakte
de verplichting bevat de zaken in goede
staat te houden. Bij tekortschieten van de