at ons bezighoudt...
Wob
Wob
'fï
f\ fscheid van een fiscale
Mm vriend
Ongerust over de
spaarontwikkeling
Spaarrenteaftrek
verruimen!
ganisatie: in hun functioneren ruimte laten voor eigen ver
antwoordelijkheden en voor verantwoordelijkheden en ta
ken van de collega-organen. Met enige wijsheid - enig rela
tiveringsvermogen en bovenal enig vertrouwen in elkaar -
zal ook dit college zijn eigen bedding met zoeken en tasten in
de komende jaren wel vinden!
1984 zal ook het jaar worden van de verdieping van onze
coöperatieve werking. De discussie is - ik verheug mij daar
intens over - volop in gang. Ook hier is de geest uit de fles.
Wij moeten zorgen dat de discussie beheersbaar blijft en tot
resultaten leidt. Ik hoop dat wij in het komende jaar een
belangrijke stap vooruit zullen kunnen zetten.
Het zal het jaar worden waarin we veel hopen te oogsten
van veel wat in 1983 en voorgaande jaren in gang werd ge
zet. Dit geldt zowel de produkten die we op de markt bren
gen (o.a. sparen, verzekeren), als de organisatie waarin we
het doen. De resultaten van het OTW-project zullen zeker in
1984 duidelijker zichtbaar zijn en weer nieuwe en andere
beslissingen van ons vragen. Het jaar zal hopelijk ook weer
in het teken staan van ons gemeenschappelijk gevoel dat de
organisatie waarin we metz'n allen mogen werken - bestu
ren, raden van toezicht, medewerk(st)ers - geen doel op
zichzelf is, maar een middel tot. En vult u dat dan maar voor
u zelf en samen in! In elk geval zo werken, dat we aan het
eind kunnen zeggen: Het was in 1984 weer beter dan in
1983
Ook 1984 zal voor hen die geloven weer het jaar des Heren
zijn. Een jaar, waarin we mogen woekeren met onze talen
ten. Een jaar waarin we, wat ons ook zal overkomen, geloof
mogen hebben in de leiding in ons leven.
Ik wens u allen persoonlijk in uw eigen omstandigheden en
ons allen te zamen in Rabobankverband, voor 1984 alle
goeds toe.
Mr. O. W. A. Baron van Verschuer
voorzitter Raad van Beheer
Eind dit jaar nemen we afscheid van een
oude bekende. De zogenaamde spaar
bankvrijstelling van de vennootschapsbe
lasting komt te vervallen. In een zich over
jaren uitstrekkende periode, te beginnen
met 1984, zullen de spaarbanken geleide
lijk naar belasting met het normale tarief
gevoerd worden.
In het nu reeds verre verleden is deze vrij
stelling aan de spaarbanken toegekend,
omdat de overheid er hoge waarde aan
hechtte, dat het sparen onder brede lagen
van de bevolking zou worden bevorderd.
De vrijstelling was tevens op zijn plaats,
omdat het spaarbedrijf zeer bewerkelijk is
(vele kleine mutaties) en derhalve relatief
hoge kosten met zich meebrengt. Onze
aangesloten banken, die naast het spaar-
bankbedrijf ook het kredietverleningsbe-
drijf uitoefenen, werden weliswaar niet
volledig vrijgesteld, maar hun spaaractivi-
teit werd in zoverre in aanmerking geno
men, dat zij met driekwart van het tarief
werden belast. Ook dat wordt straks verle
den tijd.
De vrijstelling heeft in de vele verstreken
decennia ongetwijfeld aan haar doel
beantwoord. De diverse spaarinstellingen,
waaronder de Rabobanken, hebben met
veel energie het sparen gestimuleerd en
vooral het publiek de ogen geopend voor
het nut en de mogelijkheden van het spa
ren. Zij hebben zich daartoe 'kosten noch
moeite' gespaard.
Met de getemporiseerde beëindiging van
de vrijstelling kunnen wij vrede hebben.
Om diverse redenen, onder meer de steeds
verder voortgaande 'veralgemening',
d.w.z. diversificatie van de oorspronkelijk
afzonderlijke spaarinstituten, ligt heden
ten dage een fiscale uitzonderingspositie
voor de spaarbanken ook wat minder in de
rede dan vroeger. Daarbij komt dat het ta
rief voor de vennootschapsbelasting met
ingang van 1 984 verlaagd wordt van 48
tot 43 en vermoedelijk in 1985 nog eens
tot 40%. Wij, sprekend voor de Raboban
ken, zijn er van overtuigd, dat onze spaar
ders na opheffing van de vrijstelling geen
vermindering van service of stimulerende
aanpak onzerzijds zullen merken. Integen
deel, want sparen blijft ook in deze tijd
in vele opzichten hard nodig!
De laatste woorden van het voorgaande
WOB'je zijn ingegeven door het teleur
stellende spaarresultaat, dat 1 983 volgens
de gegevens over de eerste negen maan
den dreigt op te leveren. Het blijkt, dat
maand voor maand de spaaraanwas bij het
totaal der Nederlandse bankinstellingen óf
veel lager was dan in de overeenkomstige
maand van vorig jaar, óf plaatsmaakte voor
een zeer beduidende ontsparing. Het ziet
er helaas naar uit, dat dit beeld in het laat
ste kwartaal niet zal verbeteren.
De redenen liggen voor de hand. Vele
spaarders zien hun spaarcapaciteit in deze
tijd teruglopen en niet weinigen spreken
hun spaarsaldo aan om hun uitgavenpa
troon te kunnen handhaven. Nog belangrij
ker als oorzaak is ons inziens dat de
overheid (in)direct een geduchte concur
rent op de spaarmarkt is geworden. Door
het uitschrijven van staatsleningen heeft
zij bewerkt dat veelvuldig bedragen van de
spaarrekeningen werden afgeboekt ter
storting op staatsobligaties.
Deze flauwe spaaractiviteit en daardoor
het achterwege blijven van een normale
spaaraanwas bij de banken, verontrust
ons. Met name, omdat de kredietverlening
in de tweede helft van dit jaar duidelijk wat
begint aan te trekken. Een teken, dat onze
nationale bedrijvigheid zich opmaakt voor
herstel uit de malaise, waarin zij is komen
te verkeren. Doordat het groeitempo van
uitstaande leningen en kredieten gaat ver
snellen, zoals wij nu ervaren, komt tegelijk
de motor van onze economie weer op
gang. Die motor heeft echter brandstof
nodig, veel brandstof, vooral als hij - wat
iedereen hoopt - weer volop gaat draaien.
Spaargeld is voor de banken een van de
belangrijkste bronnen, waaruit die brand
stof moet komen.
Wij hebben er alle begrip voor dat de over
heid door vaak moeizame en harde maat
regelen het gigantische tekort van de Staat
der Nederlanden terug wil brengen. Wij
kunnen ons ook voorstellen, dat het de ver
antwoordelijke bewindslieden niet zeer
welkom zal zijn, wanneer wij menen niet
geheel voldaan te kunnen zijn over de wijze
waarop de overheid zich tegenover het
sparen van gezinnen opstelt.
Hierboven is reeds vermeld dat de zoge-
Vervolg op pagina 6