Van de
huifkar en
de kroon
Tradities en folklore worden niet overal
even zorgvuldig bewaakt en in stand ge
houden, helaas. Uitzonderingen zijn er ge
lukkig wél, zoals de 'overtrek per huifkar'.
Op verzoek van uwTerugblikker schreef de
heer G. Beerens, medewerker op Juridi
sche Zaken bij de centrale bank te Eindho
ven het volgende over een typische Kem
pense traditie:
Een gezin gaat verhuizen. De buurt waar de
nieuwkomers komen wonen, gaat hen
ophalen. Tenminste als de afstand niet al te
groot is. Anders wordt op een nader overeen
te komen plek afgesproken. De huifkar is
een oud model 'hoogkar' die getrokken
wordt door een zwaar werkpaard; een Bel
gische knol.
De nieuwkomers nemen in de kar plaats. De
nieuwe buurtgenoten vergezellen de huifkar
op weg naar de nieuwe woning. Elk café
dat gepasseerd wordt, moet worden be
zocht. In het eerste café mag alleen brande
wijn met suiker worden geschonken. In de
huifkar hangt, goed zichtbaar voor iedereen,
een z.g. kroon, goed stevig met kettingen
aan de wagen vastgemaakt. Wanneer de
'oude' buurtbewoners kans zien om de
kroon weg te halen, moet de 'nieuwe buurt'
de verhuiskosten betalen, die anders ten las
te van de verhuizenden zouden komen.
Gedurende de hele trektocht wordt de kroon
daarom angstvallig bewaakt door een aan
tal bewoners van de nieuwe buurt. Als de
stoet op het nieuwe adres is aangekomen,
spreekt de naaste buurman het welkomst
woord. De nieuwkomers krijgen een mand
aangeboden, gevuld met de voornaamste
levensmiddelen voor de eerstvolgende paar
dagen.
Het is gebruikelijk dat na afloop van de
'plechtigheid' in het laatst bezochte café nog
een vat bier wordt aangelegd. Al met al zijn
met zo'n overtrek toch wel ongeveer tien
uurtjes gemoeid. Het zou diep te betreuren
zijn wanneer dergelijke tradities, de 'krenten
in de pap van het dagelijks leven' ten
offer zouden moeten vallen aan onze, steeds
zakelijker en materialistischer wordende le
venssfeer!
In een vrij groot gedeelte van Noord-Brabant
worden ze nog wel beschermd en gehand
haafd.
hm
pini
De oprichting - zonder vrouwen
Van vrouwenemancipatie was - officieel -
nog geen sprake. Alle mannelijke leden
moesten de algemene vergaderingen bij
wonen. De vrouwelijke leden moesten daar
maar een gevolmachtigde naar toe zen
den!
Dat een vrouw deze statuten toch goed
keurde mag een wonder heten. Op 24 ja
nuari 1914 heeft Koningin Wilhelmina
goedgevonden en verstaan de statuten
goed te keuren en de vereniging te erken
nen, waardoor de bank haar werkzaamhe
den kon aanvangen.
De algemene ledenvergadering van 25
maart 1914, waarop tot de definitieve op
richting van de Boerenleenbank werd be
sloten, stond onder leiding van de heer
Verbeeten, inspecteur der centrale bank.
Nadat door hem en door de pastoor het nut
van een leenbank nog eens duidelijk uit
eengezet was werd de ledenlijst door 37
personen getekend.
De heer Verbeeten ontmoeten wij nog dik
wijls in Hoogeloon. Eerst als inspecteur en
daarna als hoofdinspecteur. Hij was waar
schijnlijk belast met de zorg voor en het
toezicht op deze bank. Hij verzuimde nooit
om op het nut en de werking van een
Boerenleenbank te wijzen. Tot bestuursle
den werden gekozen: C. L. Willems, J. C.
Klaassen en J. C. Swalen. De raad van toe
zicht werd gevormd door A. Waterschoot,
P. J. Kerkhofs en C. Goossens. Het bestuur
werd gemachtigd, zo nodig toe te treden
tot de Boeren-Hypotheekbank. Toen was
het tijd om deze eerste vergadering te slui
ten, doch niet dan nadat G. Hoskens tot
kassier was benoemd.
Op z'n boerenfluitjes
In het Huishoudelijk Reglement werd de
plaats en de functie van de geestelijke ad
viseur nauwkeurig beschreven. Een gees
telijke mocht namelijk geen lid van bestuur
of lid van de raad van toezicht meer zijn na
dat dit door de kerkelijke overheid om
begrijpelijke redenen was verboden. Tegen
De stoomzuivelfabriek, in 1916 plechtig
door pastoor Va/ens ingezegend.
een adviseurschap bestond geen bezwaar.
Daarom kon in het huishoudelijke regle
ment worden opgenomen dat 'de Zeereer-
waarde Heer Pastoor der Parochie Hooge
loon van rechtswege Adviseur der Bank'
zou zijn, met het recht om alle vergaderin
gen van bestuur of raad van toezicht bij te
wonen. De adviseur had slechts raadge
vende stem, maar beroep stond open wan
neer bepaalde besluiten werden genomen,
waar de adviseur het niet mee eens was.
De 'openingstijden' waren welomschre
ven: 'de kassier houdt zitting bij thuis zijn.
Die zittingen moesten worden bijgewoond
door een bestuurslid. De geachte klanten
moesten er dus maar op gokken of zij een
al of niet geopende kassiersdeur zouden
vinden. Alles ging dus terdege en goed,
maar 'op z'n boerefluitjes'.
Dat de zaken goed gingen, blijkt uit de be
loning van de kassier die met sprongen
omhoog ging. In 1918 werd deze zelfs
vastgesteld op f 1 50,- per jaar. Het blijkt
ook uit de woorden die de heer Verbeeten
sprak bij het 12'/2-jarig bestaan van de
bank. Hij wees er op dat de omzet in het
eerste jaar beperkt bleef tot f 9000,- en
groeide tot f 300 000,- in 1 926.
'Hierin ziet men wat door samenwerking en
Christelijke naastenliefde valt te bereiken.
Wij voeren in ons vaandel het kruis en den
ploeg. Welnu laat ons naast onzen arbeid
het oog gericht houden naar boven en atzoo
arbeiden tot ons aller geluk', aldus de heer
Verbeeten. Dat 'vaandel' beeldde zeer
kleurrijk een kruisteken uit, geplaatst bo
ven een primitieve ploeg. Sommige 'Eind-
hovense' banken zullen dat symbool nog
wel in een of andere vorm bezitten.
Heel verrassend zei de burgemeester dat
reeds op 21 november 1913 door het ge
meentebestuur het initiatief werd geno
men tot de oprichting van een Boerenleen
bank. Die pogingen zijn met succes be
kroond, zoals nu blijkt.