Uit onze historie pische plattelanders was in het begin van deze eeuw zo groot dat vlees niet door hen werd gegeten, maar als een kostbaar ruil middel werd gebruikt. Een enkele keer kon er wel een stukje vlees af, maar heel cynisch luidde het gezegde 'Als de boer kip eet, is de boer of de kip ziek'. De magen van de vaak zeer grote gezinnen werden door gaans gevuld met waterpap en schalen aardappelen met 'jus' van regenwater en raapolie. Den Contente Mens Ter verbetering van de schrale gronden was mest de spil waar alles om draaide. Zoals elders in Nederland, werden ook in de Kempen heideplaggen gebruikt als bo dembedekker in de zogenaamde potstal len. Doordrenkt met mest en urine werden de plaggen over het bouw- en weiland ver spreid. 'Dik bemesten en dunne boterham men' heette het in die dagen. Maar toch... in één van de 'zaligheden', namelijk in Eersel staat een beeldje van Den Contente Mens, een uitbeelding van de kromgewerkte maar niettemin tevreden Kempenaar, die te zamen met zijn vrouw onbegrijpelijk hard ploeterde om zijn gezin aan de kost te kunnen houden. Het waren niet de slechtste gezinnen waar iedereen voor iedereen in de bres sprong. Ongetwij feld heeft een intens geloofsleven grote ontsporingen voorkomen en de moed ge geven om iedere dag opnieuw met vertrou wen te beginnen en doodvermoeid te beëindigen. Gelukkig hebben de Kempenaren inmid dels heel wat meer dan 'kost en kleer' ver overd. De reuzenstap van armoe naar wel vaart werd in deze eeuw sprongsgewijs ge nomen. Afscheid van een jammerlijk verleden Ontginningen, ontsluitingen, coöperatieve samenwerking en, niet te vergeten, uitge breide ruilverkavelingen gaven de Kempen een ander gezicht. Soms tot verdriet van natuurliefhebbers die moerassen, vennen en bosschages zagen verdwijnen en schil derachtige beekjes en riviertjes 'genorma liseerd' zagen worden tot zakelijke en rechtlijnige waterbeddingen. Zegenrijk was het werk van ontginners en cultuurtechnici. Rond de eeuwwisseling bestond nog ruim een derde van dit gebied uit woeste gronden, met ronduit slechte onderlinge verbindingen. De eerste ontginningen werden niet door de boeren ter hand genomen. Zij waren daartoe niet in staat, waarschijnlijk door te weinig ontwikkeling, te grote binding aan de traditie en/of overgrote vermoeid heid tengevolge van arbeid en gepieker. Pioniers van de ontginningen waren de burgemeesters van Eersel en Bergeyk met als resultaat dat tussen 1 910 en 1 960 on geveer 13 000 hectare woeste grond in cultuur kon worden gebracht. Na 1961 verleende de regering geen medewerking meer aan het ontginnen van woeste gron den; duizenden hectaren grondgebied werden door dit besluit gespaard. Van de Kempen werd wel beweerd dat hier de slechtste gronden van Nederland lagen; met uitzondering van de zogenaamde beekbezinkingsgronden. De verkaveling, dat is de ligging van de percelen die behoorden tot de diverse boe renbedrijven, was totaal versnipperd. Tot dat omstreeks 1960 aan de eerste grote ruilverkaveling kon worden begonnen. Daarna kon de Kempen afscheid gaan ne men van een jammerlijk verleden. Velen die werkten in Eindhoven, vestigden zich in een Kempisch dorp. Deze 'overloop' bracht welvaart. Toerisme en recreatie deden daar nog een schepje bovenop. Waar nog niet zo lang geleden zwarte armoede de bewo ners in zijn greep had, vindt men nu wel vaart die door de Kempenaren, toen zij eenmaal over de drempel waren, met eigen handen, eigen verstand en energie is ver overd. Een gewone geschiedenis Er kan beslist niet beweerd worden dat Hoogeloon in de geschiedkundige annalen een belangrijke plaats inneemt. Misschien hebben schuttersgilden rabauwen en der gelijk tuig wel op een afstand gehouden. U weet dat deze gilden in grote delen van Brabant - en elders - nog een eerbied waardig bestaan leiden? Regelmatig orga niseren zij grote feestelijkheden. Het is ook mogelijk dat de zeer armoedige streek voor plundergrage soldaten met hun bevelheb bers niet de moeite waard was. Evenmin kan gezegd worden dat 'onze' Rabobank, voorheen de Boerenleenbank, in Hooge loon een spannend levensverhaal opdient. De jaarlijkse processie vanuit Hoogeloon naar de bedevaartplaats Kevelaer. In de me nigte bevindt zich ook pastoor Valens. De notulen van de vergaderingen hebben hoegenaamd geen opmerkelijke bijzon derheden vastgelegd. Men kan dat een gunstig verschijnsel noemen. Evenals het feit dat van de 'rondvraag', meestal het ru moerigste deel van een vergadering, nooit 'gebruik' werd gemaakt. De bestuurders deden het blijkbaar goed. Of liet men hen maar betijen? Alles heeft immers zijn tijd nodig en alles komt immers vanzelf wel in orde? De geboorteakte van Rabobank Hooge loon luidt: 'De ondergeteekenden Cornelis Lambertus Wi/lems, Jan Cornelis Swalen, Jan Cornelis Klaassen, Cornelis Goossens, Peter Johannes Kerkhofs en Hubert Al- phons van Heyst, allen wonende te Hooge loon, verklaren op heden den 7en Januari 1914 eene vereeniging op te richten, onder den naam van Boerenleenbank te Hooge loon, welke geregeld wordt behalve door de bepalingen van het burgerlijk recht, door de navolgende door partijen vastgestelde Sta tuten. Die statuten, die ook toen al uniform waren voor alle bij de (voormalige centrale bank te Eindhoven aangesloten banken, zeggen dat de Boerenleenbank Hoogeloon zich uitstrekt over de rooms-katholieke paro chie Hoogeloon. Voor het lidmaatschap wordt vereist dat men godsdienst, huisge zin en eigendomsrecht in christelijke zin als de grondslagen der samenleving erkent en zijn gedrag daarnaar regelt. Bovendien moet men bekwaam zijn om verbintenis sen aan te gaan, mocht men geen lid zijn van een andere leenbank die onbeperkte aansprakelijkheid van haar leden vordert. Ook moet men lid zijn van de (christelij ke katholieke) Boerenbond. Het bestuur van de plaatselijke afdeling van de Christe lijke Boerenbond heeft het recht twee per sonen aan te bevelen voor iedere vacature in bestuur, raad van toezicht of kassiers functie.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 28