en terugblik en een vooruitblik! E Voor mij persoonlijk zal 1983 in de herinnering blijven als het jaar dat ik de overstap maakte van de Raad van State naar de Rabobank. Misschien interesseert het u iets van belevenissen en in drukken van de eerste maanden in deze nieuwe functie te horen. Het eerste punt waar ik nieuwsgierig naar was: 'Hoe gaat nu in het bedrijfsleven de besluitvorming?' Uit eigen ervaring ken ik de besluitvormingsprocedures in Raden en Staten, in colleges van B8-W en Gedeputeerde Staten vrij goed. Evenals het overleg in commissies, waar van je - a/s je langer in het vak zat- vaak van te voren de uit slag al wist. In die tijd heb ik wel eens een enkele keer ge dacht, hoe heerlijk het zou zijn om de besluitvormingsproce dures van het bedrijfsleven op de overheid te kunnen toe passen. Ik stelde me dat dan zo 'n beetje ais volgt voor. De directie komt bijeen; één hunner komt met een voorstel 'morgendat of dat te doen; er wordt over gediscussieerd; de voor's en tegen's en met name de financiële consequenties worden op een rijtje gezet en afhankelijk van de duidelijk heid van de uitslag, valt staande de vergadering of kort daar na, de beslissing. En nu mijn ervaring met het Rabo-bedrijfsleven. Sinds ruim een half jaar pleeg ik elke maandagmorgen als voorzitter van de Raad van Beheer de vergaderingen van de hoofddi rectie bij te wonen. Ik merk dat het ook daar om collegiaal overleg gaat, net als bij de bestuurlijke colleges in provincie en gemeente. Men informeert elkaar over en weer vanuit de achtergrond, dat ook een Hoofddirectie samen verantwoor delijk is voor de goede gang van zaken. Ook in een ander opzicht is er niet veel verschil tussen onze besluitvorming en die van de overheidscolleges. Want ook bij ons zijn er veel besluiten die, nadat ze door de hoofddi rectie zijn genomen, vervolgens nog bij andere organen, de Raad van Beheer, de Raad van Toezicht en de Centrale Kringvergadering aan de orde komen. Wat dat betreft is onze coöperatieve structuur een waarborg dat een besluit voldoende draagvlak vindt in de organisatie en bij de meesten die er in en voor werken. Te veel illusies gekoesterd over een snelle besluitvorming, vraagt u mij? Toch niet, omdat die beslissingen waar de hoofddirectie van overtuigd is, dat ze in het belang van de organisatie echt geen uitstel kunnen lijden, direct kunnen worden genomen. Ik denk bijv. aan beslissingen over rentetarieven, kredieten, vestigingenbeleid, aan- en verkoop van zaken en benoemingen. Vaak bind ik bij deze beslissin gen de Raad van Beheer én daarmee in wezen de hele orga nisatie. Als ik te ver ga weet ik dus wat mij te doen staat! Ik kom op een tweede punt, waar ik met belangstelling naar heb gekeken. Wat is er over van de coöperatieve gedachte in onze centrale bank? Doordat ik in de gelegenheid word gesteld - via een soort stoomcursus - met veel medewerkfstjers van de centrale bank kennis te maken en iets over hun werk en ideeën te ho ren, kan ik daarover nu enigszins oordelen. Eerlijk gezegd had ik mij over het coöperatieve gevoel geen erg grote illusies gemaakt. Maar het is mij enorm meegeval len. Mij is opgevallen dat dezelfde plezierige sfeer die ken merkend is voor de verhoudingen bij de plaatselijke bank, ook bij de centrale bank heerst. Men is zich in de meeste ge vallen heel wel bewust van de rol die de centrale bank en zij zelf in het coöperatief geheel moeten spelen. Ik schrijf dat voor een gedeelte toe aan de aard van onze organisatie. Personen uit 'het' bedrijfsleven afkomstig bekenden mij, dat voor hen, naast andere aantrekkelijkheden, het coöpera tieve karakter van de Rabobank grote waarde had: 'Jullie moeten dat nooit laten varen. Ik ben mij wel bewust geworden van het feit, dat de coöperatieve invulling op plaatselijk vlak aanzienlijk een voudiger is dan op centraal niveau. Immers op het plaatselij ke vlak kun je met het basisprincipe bezig zijn in de gemeenschap en voor leden/cliënten, die je in de meeste gevallen persoonlijk kent. Er is daarbij nog een ander probleem, waarvan ik mij de consequenties tot nu toe nog onvoldoende gerealiseerd heb. De centrale bank heeft twee functies. De ene functie zou ik willen betitelen als die van service-instituut voor de leden/aangesloten banken. Dit komt het sterkst tot uiting in het Werkgebied Aangesloten Banken. Aan de andere kant fungeert de centrale bank ook zelf als bank. Deze functie wordt grotendeels beoefend bin nen het Werkgebied Bankzaken. Maar in beide functies treffen we weer vele onderdelen van de centrale bank aan. Een samengaan van deze functies kan voordelen hebben. Maar zeker ook nadelen. Op dit punt zullen we, denk ik, in de komende tijd beslist verbetering en verduidelijking van de organisatiestructuur van de centrale bank gaan ontwaren. Want de huidige in zichten inzake stroomlijning van organisatie, verbetering van efficiency en administratie, leiden tot een doelgerichter werken. En dat is ook ten voordele van de aangesloten ban ken. Het derde punt dat mij is opgevallen, is de enorme 'invloed' die de voortschrijdende automatisering ook voor onze organisatie heeft. Onwillekeurig komen dan gedachten bij je op als: 'de geest is uit de fles en laat zich niet meer in de fles terug brengen!' Toch is dat niet de indruk die ik uit alle voorlichting, ook op dit gebied, heb overgehouden. Voor zover ik het kan voor zien, zijn we met de automatisering op de goede weg. Twee zaken die m.i. van groot belang zijn, worden door alle betrokkenen onderkend. In de eerste plaats moet het proces van automatisering beheersbaar zijn. Ik bedoel daarmee, dat we ons niet in een stroomversnelling moeten laten dwingen, waardoor we niet meer de voor- en nadelen nuch ter en objectief tegen elkaar kunnen afwegen. Tijdens de kringvergaderingen is mij gebleken dat veel banken de nei ging hebben meteen een snellere invoering te vragen. Ik waarschuw ervoor, dat we in dit opzicht onszelf niet moeten voorbij hollen. Automatisering heeft met name op het per sonele vlak consequenties, waar we rustig en weloverwo gen over moeten nadenken. In de tweede plaats moeten we erop letten, dat het automatiseringsmodel dat we kiezen aansluit op de structuur van onze organisatie. De autonomie van de banken, die een belangrijke rol speelt, mag er niet door worden verstoord. Op basis van mijn ervaring van de laatste maanden heb ik alle vertrouwen dat we beide basis gedachten in de komende - ongetwijfeld in dit opzicht tur bulente jaren - overeind kunnen houden. Na deze terugblik over mijn eerste ervaringen als voorzitter van de Raad van Beheer, ook nog een vooruitblik voor de organisatie in 1984. In 7984 zal de Centrale Adviesraad Arbeidsaangelegenhe den Rabobankorganisatie CAAR met haar werk beginnen. Na een lange en grondige discussie heeft onze organisatie voor deze vorm gekozen. Het is nu aan de leden van de CAAR, die inmiddels zijn gekozen en vervolgens - formeel - benoemd zijn door de Raad van Beheer, om samen de in vulling te gaan geven aan hun taak. Dat zal nog niet zo gemakkelijk zijn omdat, tussen dat wat wel en dat wat niet tot hun taak behoort, een brede zone ligt van onderwerpen, die misschien beter wel of misschien be ter niet in dit nieuwe orgaan aan de orde kunnen komen. Daarom geldt voor de leden van de CAAR en voorde CAAR a/s college hetzelfde als voor de andere colleges in onze or-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 2