Tmf v -V. r» v. f7 'H v - ',yt V* v 't f' V *Jt"v 'V, r v i/ Aanpassing in debiteurlanden Schuldencrisis overwonnen? kant van het IMF zijn ook aan het commer ciële bankwezen aanvullende kredieten gevraagd, veelal verbonden met de IMF- kredieten. In de tweede helft van 1982 werd er aan de niet-olieproducerende ont wikkelingslanden voor bijna 5 miljard aan nieuw bankkrediet verstrekt en in de eerste helft van 1 983 was dit bijna 6 miljard. Om de betalingsbalanstekorten van deze groep landen te financieren is er in 1983 volgens het IMF ongeveer een bedrag van 20 miljard aan nieuw bank krediet nodig. Er zal dus in de tweede helft van 1 983 nog een forse stijging in de kre dietverlening door banken genoteerd moe ten worden om dit te bereiken. Hierover zijn nog geen definitieve cijfers bekend, maar dat er in de tweede helft van het jaar meer krediet verstrekt zal worden dan in de eerste helft is vrijwel zeker. In die tweede helft van dit jaar zijn er nl. nog herstructu reringsovereenkomsten gesloten waaraan nieuwe kredieten verbonden zijn. Naast deze 'gebonden' kredietverlening zal er naar verwachting tevens sprake zijn van enig herstel in de 'ongebonden' kredietver lening door banken, met name aan ontwik kelingslanden buiten Latijns-Amerika. Het verstrekken van nieuwe kredieten vormt voor het internationale bankwezen 'technisch' gesproken geen probleem. Wanneer het internationaal bankwezen zou voldoen aan het uitgangspunt van het IMF en 20 miljard aan nieuw bankkre diet aan niet-olieproducerende ontwikke lingslanden zou verstrekken dan betekent dit ten opzichte van de reeds uitstaande schuld aan deze landen (medio 1 983 circa 275 miljard) een toename van de kre dietverlening met 7%. Ter vergelijking: deze vorm van kredietverlening kende in de jaren zeventig een expansie van gemiddeld 20% per jaar. Uit de beschikbare cijfers over het eerste halfjaar van 1983 blijkt nochtans een te rughoudende opstelling van het internatio nale bankwezen bij het verstrekken van nieuwe kredieten. Deze wordt hoofdzake lijk bepaald door de sterk toegenomen kredietrisico's. Over het algemeen gespro ken zijn die risico's gedurende het laatste jaar niet verminderd. Met name de risico's in Latijns-Amerika zijn verder toegeno men. Daarentegen is het kredietrisico op een aantal Oostbloklanden enigszins ver minderd. Het zal zeker nog enige tijd duren voordat het risico op internationale kre dietverlening zal gaan afnemen. Hiervoor is onder andere nodig een herstel van de wereldconjunctuur en een lagere interna tionale rentestand. Voor zover de schuld- problematiek mede veroorzaakt wordt door interne onevenwichtigheden in de de- biteurlanden, is tevens een aanpassings proces in deze landen noodzakelijk. Het zal alles bij elkaar voor de huidige pro- bleemlanden nog zeker enige jaren vergen, vooraleer zij weer zelfstandig op de inter nationale kredietmarkten terechtkunnen. Er bestaat goede hoop dat de risico's in de internationale kredietverlening in 1984 niet verder zullen toenemen. Hoewel on langs de Filipijnen als eerste land in Zuid- oost-Azië in de problemen is gekomen, is het niet aannemelijk dat ook deze regio zich zal ontwikkelen tot een probleemge bied. De uitstaande bankkredieten in deze regio bedroegen medio 1 983 48 miljard tegenover 172 miljard in Latijns-Ameri ka. De gevoeligheid van de landen in Zuid- oost-Azië voor een herstel in de wereld economie is veel groter dan die van de lan den in Latijns-Amerika. Dit rechtvaardigt de verwachting dat het zich nu aftekenen de herstel in de wereldeconomie in ieder geval een verdere escalatie in de schulden problematiek zal voorkomen. Met de herstructurering van vervallende schuldverplichtingen is het probleem van de schuldenlanden nog geenszins opge lost. De reden hiervoor is dat het schulden probleem voor het merendeel van de debi teurlanden méér is dan alleen een acuut financieringsprobleem, ontstaan door een snelle stijging van de internationale rente stand en het wegvallen van exportmarkten vanwege de recessie in de westerse indus trielanden. Hardnekkige binnenlandse onevenwichtigheden vormen evenzeer een wortel van het kwaad. Daarom zullen een herstel van de internationale conjunctuur en een daling van de internationale rente stand pas hun volle effect sorteren, wan neer zij gepaard gaan met een aanpas singsproces in de debiteurlanden. Binnenlandse problemen zoals een ver snellende inflatie, snel stijgende over heidstekorten, een overgewaardeerde va luta, te zwakke concurrentiepositie van het binnenlandse bedrijfsleven, een overmati ge geldgroei, hebben een funeste uitwer king op de externe positie van een land. Zij ondergraven uiteindelijk het vermogen om een gezonde produktieve basis in stand te houden, ten einde aan de externe verplich-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 12