Onze tijd is er een waarin
zich grote veranderingen in
de maatschappij voordoen.
In het laatste decennium is
daar bijgekomen dat de
onzekerheid over de
richting en snelheid van die
veranderingen belangrijk is
toegenomen.
Een probleem is de
onvoorzienbaarheid van
ontwikkelingen die zich op
wat langere termijn
voordoen. Dit brengt met
zich mee dat aan het nut
van planning en met name
de lange-termijnplanning
alsmede de
strategieplanning wordt
getwijfeld. Het doen aan
lange-termijnplanning en/of
strategiebepaling maakt
namelijk geen einde aan
die onzekerheid hoewel dat
nogdl eens wordt gedacht.
Ook uit het
voortschrijdende
vierjaarsplan dat jaarlijks
binnen onze organisatie
wordt opgesteld blijkt de
toegenomen onzekerheid.
Kijken we naar de plannen die de
afgelopen periode zijn opgesteld
dan valt te constateren dat in het
Beleidsplan 1 979-1 982 van een nogal an
der omgevingsbeeld werd uitgegaan dan
zich feitelijk heeft voorgedaan. De omge
ving heeft zich anders ontwikkeld dan ten
tijde van de formulering van het plan werd
verwacht.
In dat in 1 978 opgestelde plan was de ko
mende teruggang in de economie welis
waar duidelijk voorzien. Maar toch was er
geen sprake van een algemeen besef van
de komende recessie. De neergang is in
feite veel sterker geweest dan verwacht.
Slechts enkelen voorzagen de sombere
economische situatie van de beginjaren
tachtig. ('Bestek 1981', het economisch
credo van het eerste kabinet-Van Agt,
streefde nog 150 000 werklozen na.)
Uiteraard heeft een dergelijke tegenvallen
de ontwikkeling invloed op het reilen en
zeilen van de bank en op de mate waarin
plannen werkelijkheid kunnen worden.
Drs. W. R. Kahn
Hoofd Planning
en Budgettering
Zonder compleet te willen zijn kan in ieder
geval gezegd worden dat de afwijkingen in
de omgeving voor de Rabobankorganisa-
tie, overigens net als voor de meeste ande
re banken, betekende dat de oorspronkelij
ke verwachtingen met betrekking tot ba-
lansgroei, spaarmiddelenaanwas, woning
hypotheekverstrekking, kredietvraag van
het bedrijfsleven, kostengroei in neer
waartse richting moesten worden bijge
steld. Dat is ook in de latere plannen van
1979, 1980 en 1981 gebeurd.
Ten opzichte van het plan voor de periode
1 979-1 982 zijn de uitkomstenten aanzien
van bruto-winstmarge en de verliezen we-
Planning
m onze