in een stroomversnelling
25
dat grootwinkelbedrijf. Voor een gering
deel zal de groei ook het gevolg zijn van het
feit dat zelfstandige kruideniers door
groeien naar het grootwinkelbedrijf.
Bestedingen
De sanering die door Prodis wordt voorzien
komt natuurlijk niet uit de lucht vallen. In
feite is er een combinatie van een tweetal
onderliggende factoren; namelijk de daling
van de consumptieve bestedingen in sa
menhang met de schaalvergroting in de
branche.
In 1980 werd in de geparallelliseerde le
vensmiddelenhandel een bedrag uitgege
ven van in totaal f 24,6 miljard, inclusief de
bestedingen van non-food-artikelen. In
1 982 was de totale afzet fractioneel lager,
cent in 1 986 voor het grootwinkelbedrijf.
In een stabiele markt betekent dit een ge
voelig afzetverlies voor het midden- en
kleinbedrijf in de levensmiddelenhandel.
Vandaar dat de afname van het aantal
winkels volledig op de schouders van het
midden- (en vooral) kleinbedrijf komt te
rusten.
De vraag kan worden gesteld, waarom de
consument in steeds grotere mate kiest
voor het grootwinkelbedrijf. De plaats
waar de consument zijn uitgaven aan voe-
dings- en genotmiddelen doet, hangt sa
men met de primaire winkelkeuze. Onder
primaire winkel wordt verstaan de winkel
waar men het merendeel van de dagelijkse
boodschappen doet. Tussen de 50 en 60
procent van de totale dagelijkse bood-
spelen bij het primaire winkelkeuzeproces.
Conclusies
De positie van de kleine zelfstandige le
vensmiddelenhandel wordt in de komende
jaren ernstig bedreigd. Een groot deel van
vooral de kleinere bedrijven zal verdwij
nen. De grotere zelfstandigen zullen zich
nog redelijk kunnen handhaven. Enerzijds
doordat zij de gaten opvullen van de ver
dwijnende kleine zelfstandigen, anderzijds
doordat zij appelleren aan de consumen
tenbehoeften. Het blijft echter dringend
noodzakelijk om de positie van de zelfstan
dige handel te versterken, teneinde een
gezonde concurrentie overeind te houden.
Een vérgaande samenwerking tussen
groot- en detailhandel is daarbij noodzake-
namelijk f 24,4 miljard. Per hoofd van de
bevolking komt dit neer op f 1 700. De ver
wachting is, dat wanneer de negatieve
trend zoals die dit jaar in gang is gezet,
ook in de komende jaren gehandhaafd
blijft, de bestedingen in 1 986 zullen dalen
tot f 22,9 miljard. Daartegenover staat dat
al jarenlang sprake is van een schaalver
groting. Bij een afname van het aantal ver
kooppunten nam het aantal vierkante me
ters verkoopruimte toe. De gemiddelde
oppervlakte van de winkels steeg sterk.
Een ontwikkeling die nog volop aan de
gang is en waaraan nog geen eind lijkt te
komen. Een ontwikkeling ook die vooral
wordt gedragen door het grootwinkelbe
drijf.
Marktaandelen
Kijken we naar de plaats van aankoop
door de consument, dan blijkt deze steeds
vaker te kiezen voor datzelfde grootwinkel
bedrijf. In 1 982 liep iets meer dan de helft
van de uitgaven via het grootwinkelbedrijf.
Het midden- en kleinbedrijf kwam daar
mee voor het eerst onder de 50 procent.
Een tendens die zich naar verwachting de
komende jaren voort zal zetten. Gesproken
wordt van een aandeel van 60 tot 62 pro
schappen doet men in de primaire winkel.
De rest wordt besteed in secundaire en ter
tiaire winkels. Hierbij wordt onder een se
cundaire winkel verstaan een winkel waar
men minimaal eenmaal per week koopt, in
een tertiaire winkel koopt men ten minste
één keer in de twee tot vier weken. De keus
van de primaire winkel wordt voor ruim 40
procent bepaald door de prijs. De kwaliteit
van de winkel als geheel en de verzorging
bepalen voor ruim een kwart de winkelkeu
ze. De afstand en bereikbaarheid spelen
voor ruim 20 procent een rol. Tot slot kan
het assortiment nog worden genoemd, dat
een invloed heeft van circa 1 0 procent op
de primaire winkelkeuze. De conclusie is,
dat de prijs het belangrijkste kenmerk is,
hoewel de overige factoren gezamenlijk
wel een grotere invloed hebben. De buurt-
winkel scoort alleen hoog op het onderdeel
afstand en bereikbaarheid, hetgeen onvol
doende is om zich als primaire winkel te
handhaven. Als secundaire danwel tertiai
re aankoopplaats speelt de buurtwinkel
wel een belangrijke rol. Het draagvlak is
dan echter onvoldoende om zich in de toe
komst te kunnen handhaven. Het groot
winkelbedrijf en de grotere zelfstandigen
appelleren wél aan de factoren die een rol
lijk. De eenzijdige afhankelijkheid, waarvan
nu nog vaak sprake is, moet daarbij worden
doorbroken. Door samenwerking kan men
profiteren van de voordelen van het klein
schalig ondernemen, alsook van de voor
delen van de landelijke bekendheid. De
zelfstandige detailhandel heeft - mits de
juiste formules en de juiste samenwerking
worden gevonden - de kracht in zich om
ook in een stagnerende markt te groeien.