Herstructurering Drie-sporenbeleid De Miljoenennota belicht van grote betekenis. Niet alleen onze ex port ondergaat een wezenlijke invloed van de economische ontwikkeling in dit land, maar ook op monetair gebied is er in het verleden steeds een nauwe band ge weest tussen beide landen. En er zijn thans geen redenen aan te wijzen, dat deze verwevenheid van beide volkshuishoudin gen in de nabije toekomst minder hecht zou worden. Ofschoon economische voorspellingen - zeker die welke betrekking hebben op de ontwikkeling van de wereldhandel - altijd met een grote onzekerheidsmarge behept zijn, mag nu toch wel worden veronder steld dat de opleving van de wereldhandel in 1 984 niet abrupt zal worden verbroken. Trouwens, een jaar geleden werd de groei van het wereldhandelsvolume door het Centraal Planbureau nogal onderschat. Maar de daaraan gekoppelde uitvoer van Nederlandse goederen werd desondanks dichter benaderd. Voor 1 984 gaat het CPB uit van een groei van het wereldhandelsvo lume van 4,5 Een cijfer dat in de jaren tachtig nog niet eerder werd gehaald. Daarbij 'hoort' dan een groei van de goede- renuitvoer van Nederlandse produkten van 5%. Ook voor dit cijfer moeten we terug naar de jaren zeventig. Nemen we aan dat de schatting naar beneden niet veel zal af wijken, dan levert deze buitenlandse gang van zaken een forse bestedingsimpuls aan de Nederlandse economie. Alleen de goe- derenuitvoer neemt dan in 1 984 met ruim 9 miljard gulden toe. Dit is een stevige vergroting van de afzet van Nederlandse bedrijven en daarmee is de regering zeer geholpen. De verwachte buitenlandse bestedingsim puls kan de regering immers goed gebrui ken om de negatieve effecten van een binnenlandse bestedingsvermindering te neutraliseren. De herstructurering waar voor de Nederlandse economie zich ge steld ziet - althans zeker op de middellan ge en langere termijn - vereist een macro- economische verschuiving in de inko mensverdeling en in de bestedingen die slechts stapvoets gerealiseerd kan wor den. Ombuigen in de richting van een fun damenteel herstel van de economische verhoudingen levert in de 'overgangspe riode' meestal zoveel sociaal-economi sche negatieve gevolgen op, dat dit op eigen binnenlandse kracht vrijwel onmo gelijk is. Nu de buitenlandse economische ontwikkeling een flink handje helpt, dienen we bereid en in staat te zijn deze rugge steun volledig te benutten. Herstructurering van de economie moet hier niet verkeerd worden opgevat. Het gaat niet in de eerste plaats om herindu strialisatie, maar om andere verhoudingen tussen - globaal gesproken - de winsten en de lonen en tussen de collectieve sector en de marktsector. Binnen die marktsector (en ook binnen de collectieve sector) zal ui teraard ook orde op zaken moeten worden gesteld, maar in een rijksbegroting liggen de macro-economische verhoudingen eer der in het gezichtsveld. Kenmerkend nu voor de verzorgingsstaat die in Nederland is opgebouwd is, dat er een grote omvang aan voorzieningen van allerlei soort wordt aangeboden en dus geproduceerd. Deze voorzieningen, zoals gezondheidszorg, on derwijs, sociale verzekering, welzijnswerk, etc., zijn primair bedoeld tot directe bevre diging van wensen en noden. Zij behoren alle tot de internationale consumptie. Ge leidelijk aan is naast de consumptieve be stedingen van de individuele burgers zo'n omvang aan overheidsconsumptie ont staan, dat thans ongeveer 87% van het netto nationaal produkt uit consumptie be staat. Er blijft aldus slechts een kleine por tie over voor investeringen van bedrijven en overheid. De verzorgingsstaat is dus vooral een consumptiemaatschappij ge worden. Voor een economie die wil groeien en ook voldoende duurzame arbeidsplaatsen wil scheppen, is een minimale hoeveelheid investeringen jaarlijks noodzakelijk. In on ze economische verhoudingen ontbreekt het daar echter aan. Zowel de bedrijven als de overheid hebben in het verleden steeds minder geïnvesteerd. Aan deze toe stand moet een einde komen en de begro ting van het kabinet Lubbers probeert dit te bewerkstelligen. Het fundament van deze Miljoenennota ligt in het regeerakkoord dat dit kabinet verleden jaar heeft getekend. Volgens dit akkoord zou een drietal sporen worden uit gezet waarlangs het economisch herstel zich diende te voltrekken. Het eerste spoor betreft het weer beheersbaar maken van de collectieve sector. Door de voortdurend stijgende lastendruk (belastingen en so ciale premies) werd het bedrijfsleven met een hoog kostenniveau opgezadeld, om dat bij onderhandelingen over de arbeids voorwaarden steeds weer werd gepro beerd een deel van de collectieve lasten door het bedrijfsleven (of de overheid) te laten dragen. Afwenteling van collectieve lasten op de werkgevers heeft aldus geleid tot een geleidelijke aantasting van de win sten ten bate van het beschikbare loon- en sociale uitkeringeninkomen. Toen bleek dat de belastingontvangsten niet meer vol doende waren om de collectieve uitgaven te bekostigen, werd er in toenemende ma te door de overheid geleend. Op deze wijze werd een steeds groter deel van de nationale consumptie gefinancierd met le ningen (het particuliere consumptief kre diet stelt vergeleken bij deze financiering niet veel voor). Hoe ernstig deze scheef groei binnen de overheidssector in de jaren tachtig is geworden, blijkt uit het feit dat de overheidsbesparingen sedert 1 981 geheel zijn verdwenen. Met ingang van dat jaar is een reeks overheidsontsparingen ingezet die in 1 983 een omvang van bijna 11 mil jard gulden bereikt. De betekenis van dit 'besparingstekort' kan ook nog op een an dere manier worden verwoord. Het geeft aan dat het beschikbaar inkomen van de overheid niet meer toereikend isom alle lo pende uitgaven - dus exclusief kapitaaluit gaven - te kunnen financieren. Niet alleen worden de nog maar zeer beperkte over heidsinvesteringen volledig uit leningen gefinancierd, maar ook wordt krediet op genomen om salarissen van ambtenaren, sociale uitkeringen, of dagelijkse aanko pen van de overheid te kunnen betalen. Nu al enkele jaren de belastingopbreng sten tegenvallen onder invloed van de eco nomische malaise tracht het kabinet deze funeste ontwikkeling om te buigen door aan de uitgavenzijde van de overheidsbe grotingen (inclusief de sociale verzekerin gen) voor een bedrag van ongeveer 10,5 miljard gulden te bezuinigen. Hierbij wordt tevens geprobeerd om zodanige maatre gelen te treffen dat de collectieve uitga ven - en daarmee de collectieve lasten - in de toekomst beter beheersbaar worden. Dit is dan het eerste spoor dat wordt ge volgd. Het tweede spoor houdt in dat een deel van de wegvallende vraag als gevolg van de bezuinigingen moet worden opgevangen door de stimulering van de bedrijfsinveste ringen. Daarnaast worden ook andere maatregelen getroffen om de marktsector te versterken. Deze laatste steunmaatrege len hebben vooral het karakter van het fle xibeler maken van bepaalde verhoudingen in het bedrijfsleven. Daarbij wordt dan met name gedacht aan zaken als de belonings verhoudingen, balansverhoudingen en het verlagen van de indirecte kosten 'als ge volg van een overmatige regelgeving op vele tereinen door de overheid' (blz. 7, Miljoenennota 1 984). Terecht wordt in de Miljoenennota de vraag opgeworpen of veel ondernemingen wel in staat zullen zijn in het geval van toenemende (buitenland se) afzetmogelijkheden de produktcapaci teit reeds onmiddellijk aan te passen en uit te breiden. Het zou in veel gevallen eerder tot een sanering van vermogensposities kunnen leiden. Het tweede spoor dat vooral via lastenver lichting in de vorm van lagere sociale pre mies en een tariefsreduktie van de ven nootschapsbelasting wordt uitgezet, houdt een aantal onzekerheden in met be trekking tot de effectiviteit van de maatre gelen. Mede hierom kan het Centraal Plan bureau niet verder komen dan een ver wachte toeneming van de bedrijfsinveste ringen van slechts 3 Een percentage dat de vraaguitval aan de consumptieve zijde maar zeer ten dele kan compenseren. Het laatste spoor dat wordt uitgezet betreft de herverdeling van arbeid. De regering heeft het voornemen om de arbeidsduur in de collectieve sector met 2 te vermin deren en de daarmede ontstane arbeids plaatsen voor een aanzienlijk deel te herbe-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 8