Levering van toekomstige goederen De onwetende derde Samenvattend authentieke akte. Daardoor kan de eige naar van een gestolen auto in de toekomst de eigendom van die auto overdragen aan zijn verzekeringsmaatschappij tegen uit kering van de schadepenningen. Vorderingen op naam. De levering van vorderingen op naam, ofte wel cessie, vindt volgens het NBW plaats door middel van een onderhandse of authentieke akte en de kennisgeving van die cessie aan de debiteur. Zolang de kennisgeving niet is gedaan is de cessie niet voltooid en mag, c.q. moet de debiteur de oorspronkelijke eigenaar van de vordering als zijn credi teur blijven beschouwen. Volgens het hui dige BW is voor een cessie een akte vol doende en heeft de kennisgeving alleen deze betekenis, dat de debiteur niet meer 'bevrijdend' aan de oorspronkelijke credi teur kan betalen. Dit opvallende verschil tussen het BW en het NBW komt duidelijk naar voren bij een dubbele cessie. Als ik mijn vordering op Jansen aan Klaasen ce deer en vervolgens aan Pietersen dan mag onder het huidige recht diegene - Klaasen of Pietersen - zich crediteur van Jansen noemen, die kan aantonen dat de door hem getekende akte het eerste is opge maakt. In het nieuwe recht zal daarente gen beslissend zijn of Klaasen danwel Pie tersen als eerste Jansen op de hoogte heeft gebracht van de cessie. Overigens willen wij benadrukken dat wij het hier hebben over de echte cessie en niet over de zekerheidscessie, die bij onze banken veel voorkomt: de overdracht door een debiteur van handelsvorderingen aan de bank tot zekerheid voor het bankkrediet. De zekerheidscessie als zodanig wordt door het NBW niet erkend. Maar de lezer zij gerustgesteld. Het NBW kent voor de zekerheidscessie wel een alternatief, te weten het stil pandrecht dat later in deze artikelenserie zal worden behandeld. Wat wij onder levering kunnen verstaan is hiervoor reeds uiteengezet, maar wat wordt er eigenlijk met toekomstige goede ren bedoeld? Het kan een aanduiding zijn van een goed, dat op dit moment nog niet bestaat, maar wel op enig toekomstig ogenblik, zoals de aardappeloogst van het volgende jaar of de vorderingen die een le verancier in de toekomst zal verkrijgen op zijn afnemers. Het kan ook een aandui ding zijn van een goed, dat op dit moment al wel bestaat, maar waarover ik nog niet kan beschikken. Bijvoorbeeld: ik verkoop op voorlopig koopcontract een perceel grond, dat ik van de gemeente heb ge kocht, maar dat door deze nog niet aan mij is geleverd. Het NBW maakt het mogelijk toekomstige goederen, met uitzondering van register- goederen en rechten op nog niet openge vallen nalatenschappen, reeds bij voorbaat te leveren, respectievelijk met beperkte rechten te bezwaren. Voor de bank is dit van belang in verband met de zekerheid, die zij wil verkrijgen op toekomstige vorde ringen van haar debiteuren. Deze vorderin gen kunnen aan de bank worden verpand, mits ten tijde van de stille verpanding reeds vaststaat op wie die vorderingen zullen be staan. Zo kan ik aan de bank de vorderin gen verpanden die ik in de toekomst zal verkrijgen op alle huurders van mijn pand aan de RechterstraatteX. Onder het huidi ge recht kan ik daarentegen alleen al mijn vorderingen op grond van een bestaande huurovereenkomst aan de bank cederen. Het NBW biedt dus wat dit betreft wat meer mogelijkheden. De levering bij voor baat kan eigenlijk zo worden gezien, dat op één ondeelbaar toekomstig ogenblik het goed wordt verkregen door de vervreem- der en tegelijkertijd overgaat op de verkrij ger. Is de vervreemder op dat ogenblik ten gevolge van faillissement of een andere oorzaak niet (meer) beschikkingsbevoegd, dan vindt geen overgang plaats. Voor het vestigen van beperkte rechten geldt het zelfde. Een voorbeeld ter verduidelijking: ik ver pand al mijn toekomstige vorderingen op mijn huurder aan de bank. Wordt ik nadien failliet verklaard, dan vallen de huurpen ningen die na mijn faillissement opeisbaar worden in het faillissement en kan de bank haar pandrecht niet op die huurpenningen uitoefenen. Zoals wij hiervoor al gezien hebben, is de beschikkingsbevoegdheid één van de ver eisten voor een geldige overdracht. Maar koopt iemand bijvoorbeeld van een ander een fiets of een spaarbewijs aan toonder, dan heeft hij vaak niet de mogelijkheid om na te gaan of die ander wel eigenaar is. Er bestaat immers voor dit soort zaken geen openbaar register dat daarvoor kan wor den geraadpleegd. Zodoende kan het voorkomen dat iemand meent van een rechthebbende te verkrijgen, terwijl het te gendeel het geval is, bijvoorbeeld omdat het een gestolen zaak betrof. Het NBW kent daarom evenals het BW met betrekking tot roerende zaken en vorderin gen aan toonder en/of order een regeling waarbij zo'n onwetende derde onder om standigheden in bescherming wordt geno men. Hij wordt dan ondanks de beschik kingsbevoegdheid van zijn voorganger toch eigenaar. Dit betekent overigens niet dat de oorspronkelijke eigenaar helemaal rechteloos staat. We zullen dit aan de hand van de volgende twee voorbeelden trach ten duidelijk te maken, waarbij tevens en kele verschillen tussen het NBW en het huidige BW aan het licht zullen treden. 1Jansen is eigenaar van een spaarbewijs aan toonder a f1.000,- nominaal. Klaa sen steelt dit spaarbewijs en verkoopt dit vervolgens voor f1.000,- aan Pietersen, die te goeder trouw is. Naar huidig recht kan Jansen gedurende drie jaren na de diefstal het gestolen spaarbewijs als zijn eigendom van Pietersen opvorderen. Pie tersen kan van Jansen eisen dat hij hem f 1.000,- terugbetaalt. Daarvoor zal Pie tersen Klaasen in de kraag moeten grijpen. In deze situatie is Pietersen derhalve nooit eigenaar geworden. Naar komend recht kan Jansen gedurende gemelde termijn van driejaren van Pieter sen vorderen dat hij het spaarbewijs weer in eigendom overdraagt aan Jansen. Wel zal Jansen dan de waarde van het spaar bewijs aan Pietersen moeten vergoeden. In deze situatie is Pietersen dus wel eige naar geworden en blijft hij dat tot het mo ment van terugoverdracht. 2. Jansen geeft zijn fiets aan Klaasen in bruikleen. Klaasen verkoopt de fiets daar na voor f 250,- aan Pietersen, die te goe der trouw is. Dit betreft een geval van vrij willig bezitsverlies, zulks ter onderschei ding van onvrijwillig bezitsverlies, waar van sprake is bij verlies of diefstal. Naar huidig recht dient in dit geval Jansen en niet Pietersen het risico te dragen dat het vertrouwen, wat Jansen meent in Klaa sen te kunnen stellen, beschaamt. Pieter sen blijft derhalve eigenaar. In het NBW vervalt het onderscheid tussen vrijwillig en onvrijwillig bezitsverlies. Pietersen moet de fiets aan Jansen terug overdragen onder de verplichting voor Jansen om Pietersen de waarde van die fiets te ver goeden. Jansen zal dan moeten trachten verhaal te nemen op Klaasen. Het NBW kan, voor wat betreft de over dracht van goederen, ten opzichte van het huidige BW als een belangrijke verbetering worden beschouwd, met name in wetsy- stematisch opzicht. Belangrijk is het terug dringen van de terugwerkende kracht en in het algemeen de verbetering van de po sitie van de onwetende derde. Opvallend is de wijziging die het NBW aanbrengt in de wijze waarop vorderingen worden gece deerd. Afgewacht zal moeten worden hoe de nieuwe bepalingen in de praktijk zullen uitpakken.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 35