zen, van de Kamers van Koophandel, van de ondernemersorganisaties enzovoorts zijn met elkaar bezig een antwoord te ge ven op de vraag: hoe kunnen we die verbin dingslijnen nu leggen? Hoe kunnen we de man of vrouw die een idee heeft op techno logisch terrein, wat vernieuwend is, hel pen? Is er iemand van de TH die er eens naar kan kijken, of het een goeie zaak is en of het inderdaad een haalbare kaart is?' In dit verband is het misschien ook wel goed het grote bedrijfsleven even bij de kop te pakken. Wantje hoort nog al eens kritiek dat daar allerlei plannen, ja zelfs octrooien, op de plank blijven liggen, die niet in de marketingstrate gie van het bedrijf passen en die mis schien best door kleine ondernemers zouden kunnen worden gecommercia liseerd. Of misschien zelfs door de werknemers die er aan gewerkt heb ben, maar dan met steun van het moe derbedrijf. Wat vindt de staatssecretaris daarvan? VanZeil:'\k vind het een goede zaak als dat gebeurt. Ik ervaar dat zelf ook. Die kritiek bedoelt u? 'Ja die kritiek, maar ik ervaar ook dat er grote bedrijven zijn die op dat gebied bezig zijn iets te doen. En ik acht dat in deze tijd ook een maatschappelijke verantwoorde lijkheid van die grotere onderneming ten opzichte van de hele samenleving. De commissie-Wagner heeft dat ook aan geduid. Die heeft gezegd: overheid, kunt gij in uw aanschaffingenbeleid ook niet re- maatschappelijke verantwoordelijkheid kening houden met die kleine onderne ming, waar een stuk inventiviteit en creati viteit zit, ook voor de toelevering aan u. Kunt gij, grotere onderneming ook niet een policy voeren waardoor kleinere onderne mingen in eigen land meer bij toelevering worden betrokken? Ik heb enige tijd geleden op een internatio nale beurs in Groningen iemand gesproken die doende is een technologisch hoog waardig produkt te maken dat uit de Phi- lips-koker komt. Philips zegt daarvan: het is een goeie zaak, maar wij zijn te groot om dat doelmatig en efficiënt te kunnen pro duceren. 'Mag ik ook nog hierop wijzen. Op een aan tal plaatsen verdwijnt werkgelegenheid. Maar het betrokken bedrijf zegt: we vinden toch dat we een stuk verantwoordelijkheid hebben voor de streek. We schakelen een instelling in - bijvoorbeeld Job Crea- tion - om er voor te zorgen dat er anders zins arbeidsplaatsen ontstaan. Ook zijn er grotere ondernemingen die bereid zijn als onderdeel van de afvloeiingsregeling te gen het personeel te zeggen: als jullie nou dat idee, die dienst, dat produkt meene men, want dat gaan we toch afstoten, dan kunnen we je nog helpen ook. 'En bepaalde initiatieven van enkele ban ken, zoals dat van de Rabobank met de ge meente Amsterdam, om samen met de lo kale of regionale overheden bedrijvencen tra op te richten, mogen ook niet onver meld blijven. Dat zijn toch ook grote onder nemingen.' Hoe kijkt de heer Wijffels tegen de rol van het grote bedrijfsleven in deze zaak aan? Wijffels: 'Die kwestie van dat op de plank blijven liggen van ideeën. Dat is naar mijn gevoel echt niet alleen iets van die grote onderneming. Dat is vooral een kwestie van het beschikbaar hebben van mensen die zelf ondernemer willen zijn, zelf risico's willen nemen, zelf de nek willen uitsteken. En dan ben je in wezen bij het onderne mingsklimaat terechtgekomen. 'Het is dus meer een kwestie van: is het kli maat ernaar in een land om dat soort ideeën ook tot uitvoering te brengen? Wat dat betreft denk ik toch dat we in ons land de bocht genomen hebben. Het alternatief van het ondernemen is in een aantal op zichten minder aantrekkelijk geworden, is ook minder voorhanden. Dus ik zou het een goede zaak vinden als grotere onderne mingen dat klimaat ih positieve zin zouden voeden. 'Dat kunnen ze trouwens op twee manie ren. Ze kunnen iemand de gelegenheid ge ven helemaal op éigen benen te gaan staan. Maar ze kunnen ook op de manier, zoals in Amerika veel gebeurt, mensen binnen de onderneming de ruimte geven. In dat geval spreekt men van: internal en trepreneurship. Intern ondernemerschap dus, waarbij de betrokkenen met een hoe veelheid middelen en met een stukje tech nische know how op pad worden gestuurd en waarbij gezegd wordt: nou jij mag met die middelen en die know-how aan de slag. Zoek het maar uit! 'Wat je verder in Engeland veel ziet is dat grote ondernemingen echt effectief man kracht beschikbaar stellen om jong onder nemerschap in de eerste fase te begelei den. Geen verzorgingsstructuur aanbieden in de zin van instanties, maar wel mensen die ervaring hebben met ondernemen.' Van Zeil: 'Dat gebeurt in Nederland trou wens ook steeds meer. Neem bijvoorbeeld de Twentse Ideeënbank waar ik het straks over had, waar deskundigen op afroep be schikbaar zijn om een ondernemingsplan mede te bekijken. In Nijmegen een tijdje geleden Holec, dat twee mensen beschik baar stelde om een banenproject in de vorm van zelfstandig ondernemerschap van de grond te krijgen. Philips doet het niet zelf, maar financiert het wel (in Den Haag om personeel van Philips Data Sy stems aan de slag te krijgen, red. JD). En daarnaast is men ook in Rijnmond bezig als uitvloeisel van het RSV-debacle. Verder heeft het Nederlands Centrum van Directeuren een lijst van 200 managers die gepensioneerd zijn, of in de VUT en die ook op afroep beschikbaar zijn.' Er zijn deskundigen die menen dat een voorspoedige ontwikkeling van het midden- en kleinbedrijf een belang rijke bijdrage zou kunnen leveren aan het opheffen van de werkloosheid. Met name in Amerika schijnt de snelle aan was van het aantal MKB-bedrijven voor een groot aantal banen gezorgd te heb ben. Maar er zijn ook deskundigen die, voor wat de Nederlandse situatie be treft, waarschuwen voor overspannen verwachtingen. Zo ook prof. dr. A. van der Zwan, thans president-directeur van de Nationale Investeringsbank, die overigens zonder het belang van het MKB te bagatelliseren in Economisch Statistische Berichten (ESB) geschre ven heeft: 'Het denkbeeld dat de werk gelegenheidsproblemen in de komen de jaren door een aanwas van kleine bedrijven zouden kunnen worden op gevangen, kan als een illusie worden bestempeld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 15