Coöperatieve organisatievorm Door de coöperatieve oorsprong kan de Rabobank een efficiënt beheer voeren. De ze zelfde coöperatieve organisatievorm bergt nog veel sluimerende vermogens in zich om samen met leden en medewerkers nieuwe tijden met vrucht in te gaan. In het slotgedeelte van dit artikel wordt nog ingegaan op een bron van ontwikkelings mogelijkheden: de leden, de vereniging. Juist hier liggen kansen om het samen za ken doen (op coöperatieve wijze) verder te ontwikkelen. Ook liggen hier knelpunten in verband met de relatieve zwakte van het coöperatieve verenigingsgebeuren, in het bijzonder en allereerst op plaatselijk niveau. Het wekken van sluimerende vermogens. Participerende medewerkers. Participerende leden. Zie daar twee bronnen met een geweldig vermogen om samen zaken te doen. 'Samen zaken doen' betekent dat mede werkers, leden, beheerders samen zoeken naar nog verborgen krachten in hun coö peratieve organisatie. Samen zoeken kan resulteren in het vinden van een beredeneerd evenwicht tussen de drie coöperatie aspecten: het economisch aspect, het deelhebbend aspect, het be heersaspect. Over participerende medewerkers en de daarmee te wekken vermogens werd al in het eerste artikel geschreven. Thans wordt nog ingegaan op de leden. Er worden vijf opklimmende niveaus van 'deelhebben' beschreven. Samen vormen deze niveaus een pyramide, de pyramide van de volko men participatie. Deelhebbende leden: de pyramide van de volkomen participatie. We zouden het navolgende ook een doel groepensegmentatie op basis van rende- mentspotentieel kunnen noemen. Rende ment is hier méér dan alleen een financieel begrip. 1e stap: Vestiging van vertrouwen. De bank om de hoek is bekend en bereikbaar. De bank om de hoek hoort bij de buurt, bij het dorp. Wat erbij hoort, geeft vertrou wen. Het samen zaken doen vereist juist dit: bekendheid, lage drempels, vertrou wen (in wezen gaat het om gevoelens van veiligheid en geborgenheid). Ongeveer 90 procent van de plaatselijke gemeenschap is bereid de bank als een ge waardeerd lid van die gemeenschap te be schouwen (een goede buurtbewoner). De ze bereidheid kan aangegrepen worden door je als buurtbewoner te laten zien, of door de andere buurtbewoners iets te laten zien (actieplan: kom uitje hokje, haal ze in je hokje). 2e stap: Nadere oriëntatie. Voortbouwend op de eerste kennismakingen kan een na dere oriëntatie plaatsvinden ten aanzien van de organisatie. Voldoende basisken nis, opgedaan in een vertrouwde omge ving, geeft overzichtelijkheid, zekerheid en houvast. Wederom een bron van groeimo gelijkheden (30 procent van de cliënten staat in beginsel open voor deze tweede stap). Voorlichtingsbijeenkomsten passen in deze tweede stap (actieplan: wat is en doet uw Rabobank?). 3e stap: Verbondenheid groeit. Gevarieer de sociale relaties, zoals het bijwonen van bijeenkomsten zijn mogelijkheden die voor een middenlaag in de pyramide openstaan. Circa 15 procent van de cliënten staat in beginsel open voor deze derde stap. Dit is het maximaal haalbare aantal leden dat bij voorbeeld een algemene vergadering wil bezoeken. Wenselijk is dat ongeveer 10 procent van de leden ook daadwerkelijk hieraan deelneemt. Immers dan voelt één op de tien leden zich aanwijsbaar verbon den. Daarmee wortelt de bank in de plaat selijke gemeenschap. Deze middengroep vervult een scharnierfunctie in het partici patieproces van de leden. Zowel naar 'be neden' als naar 'boven' gaan er essentiële stimulansen uit van deze groep (actieplan: interesseer de 'local leaders'). 4e stap: Meebouwen. Voortbouwende op het voorgaande is in beginsel ongeveer 5 procent van de leden in staat om zich regelmatig actief voor de organisatie in te zetten. Dit is de groep die weieens in de pen wil klimmen. Juist deze groep wil keu zevrijheden benutten. Thans vindt ook de ontmoeting plaats met een verscheiden heid van uiteenlopende, positioneel be paalde, wetmatigheden. Het is duidelijk dat een sfeer waarin creativiteit op prijs wordt gesteld een positieve invloed heeft op juist deze leden. Nodig is daarvoor het bevorderen van de vaardigheden in de omgang met organisatorische taken en technieken. Mogelijkheden om invloed uit te oefenen in de eigen situatie zijn essen tieel voor deze groep (actieplan: situatio nele opleidingen, aansluiten bij de behoef te van de mensen). 5e stap: Machts- en invloedsuitoefening. Al werkende aan de verwezenlijking van organisationele voornemens ontdekt men de processen van interne beheersing. Men ondekt steeds duidelijker dat er in de grote organisatie andere aspecten een rol spelen dan op het niveau van de eigen groep. Een hoge vaardigheid in de omgang met taken en technieken is hier onontbeerlijk. Een (theoretische) ondersteuning is onmisbaar om de complexiteit van machts- en doel stellingsprocessen te kunnen aanvaarden en eigen te maken. Er is sprake van positiebevestiging welke tot organisationele effectiviteit van het participerend lid leidt. Van belang is dus in deze fase: vaardigheden en invloed. Onge veer 2 procent van de leden staat hier in beginsel voor open (actieplan: cursussen, procedures). De voorgaande vijf ontwikkelingsstappen zijn essentieel om het participatiebeginsel (het deelhebbend aspect) van de leden betekenisvol te doen zijn. Om een goed evenwicht te kunnen berei ken tussen werknemer, leden en beheer is het nodig de hoogste prioriteit te geven aan juist de ledenkant van de coöperatie. Immers, het verenigingsdeel loopt niet in de pas met de dynamiek die van het onder nemingsdeel uitgaat. Hier ligt het grootste reservoir van sluime rende mogelijkheden. Hoe lang zal dit re servoir nog onbenut kunnen blijven zonder fundamentele repercussies?

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 36