De pluimveehouderij
vanuit het dal omhoog
andbouwcommentaar
De laatste paar
jaren zijn voor de
meeste
agrarische
sectoren niet
slecht geweest.
Van ten minste
één van de
agrarische
produktietakken
kan dat niet
gezegd worden:
de pluimvee
houderij.
32
1
^9 NÊ j
Êk M a de redelijke laatste jaren van het vorige decen-
t\Ê nium zijn voor de meeste pluimveehouders de ja-
W ren tachtig tot nu toe een ontgoocheling. De
vooruitzichten lijken iets gunstiger. Het bedrijfsleven heeft
in de slechte jaren de moed niet laten zakken. Op vele ter
reinen is men blijven samenwerken, niet alleen nationaal
maar ook internationaal.
Groei en samenwerking
De tijd dat landbouwbedrijven als bron van extra inkom
sten een paar honderd kippen hielden is lang voorbij.
Pluimveebedrijven zijn nu overwegend moderne, gespe
cialiseerde bedrijven, waar automatisering en computer
hun intrede hebben gedaan. Minder idyllisch, dat wel,
maar doelmatig uit oogpunt van werk- en inkomensvor
ming. Nog maar ongeveer 1 procent van de legkippen
wordt gehouden op bedrijven met minder dan 1000 hen
nen. Een kwart van de dieren bevindt zich op bedrijven
met meer dan 50 000 leghennen. De consument heeft
weigevaren bij deze schaalvergroting. De prijzen van eie
ren zijn in centen gerekend nu nauwelijks hoger dan
in de jaren vijftig.
Deze massale ontwikkelingen zijn overigens niet onge
merkt aan het publiek voorbij gegaan. Vooral het batterij
systeem ontmoet veel kritiek. Grootschalige produktie
geeft voorts in sommige gebieden problemen met de
mest. En de ziekterisico's bij een zo grote concentratie van
dieren zijn extra groot.
Op deze kwetsbare punten van de pluimveehouderij zijn
Ir. J. H. Egberink
pluimveehouders gaan samenwerken.
Het welzijn van de dieren heeft veel aandacht in het onder
zoek, al zijn tot nu toe nog geen eindoplossingen gevon
den die ook economisch verantwoord zijn.
Overheid en bedrijfsleven hebben op basis van gezamen
lijke financiering veel gedaan aan de gezondheidszorg in
de pluimveehouderij. De nadruk ligt daarbij op preven
tieve gezondheidszorg.
De afzet van overtollige mest loopt via mestbanken die be
middelen tussen aanbieders van mest en de akkerbouw
bedrijven, gemeentelijke plantsoendiensten en dergelijke,
die behoefte aan mest hebben. Door de samenstelling is
de vrij droge kippenmest een veel gevraagd artikel. Een
goede organisatie van de mestafzet is te meer noodzake
lijk nu te verwachten is dat er regels gesteld worden ten
aanzien van de maximale hoeveelheid mest die op de
grond mag worden gebruikt. De minister van Landbouw
zal binnenkort met een wijziging van de meststoffenwet
komen waarin dit aangegeven gaat worden.
Aantikkende verliezen
Terug naar de economische kant van de pluimveehouderij.
Het LEI berekende dat in het boekjaar 1 982-1 983 per leg
hen een verlies geleden is van gemiddeld 3 gulden.
Dat tikt bij grote eenheden behoorlijk aan. Het agrarisch
bedrijfsleven heeft daarom een beroep gedaan op de over
heid om het Borgstellingsfonds voor de landbouw in te
schakelen om op zich goede bedrijven met goede onder
nemers te helpen. Bijvoorbeeld door een herfinanciering
van het bedrijf.
De oorzaak van de slechte marktsituatie zit onder meer in
de toenemende concurrentie op de internationale mark
ten. Vooral de markt in het Midden-Oosten, die na de eer
ste oliecrisis sterk was opgekomen, laat het meer en meer
afweten. Ook de olielanden hebben nu problemen met de
koopkracht. De Europese produktie heeft op die vraag in
gespeeld. Door de teruggevallen vraag is de produktie te
hoog. Buiten Europa is de situatie niet anders zodat het