it onze historie De eerste vijftig jaar Boerenleenbank Swalmen Een feestelijke bijeenkomst luidde in het eerste jaar van de twintigste eeuw, om precies te zijn op 26 september 1900, de ingebruikname van een nieuw gebouw voor de Boerenleen bank te Swalmen in. Enige tijd later werd ook een tijdperk uit geluid. Want, onder het uitspreken van heil- en zegenwensen en met vele warme handdrukken werd het vertrek van kape laan Souren naar diens nieuwe standplaats Maastricht beze geld. Het was een beetje jammer voor Swalmen. Maar de ka pelaan was 'door monseigneur geroepen tot een anderen werkkring, waarin hij zich geheel kan wijden aan den socialen actie'. Hij werd namelijk benoemd tot aalmoezenier van de werkliedenvereeniging te Maastricht. Swalmen wasvoor hem de eerste stap in het sociale leven, zei de kapelaan. Door die be noeming werd hij trouwens de eerste aalmoezenier van de ar beid in Nederland. In twee afleveringen heeft Terugblikker verslag gedaan van het Limburgse Swalmen en de voorloper van de Rabo bank ter plaatse. Met name het pio nierswerk van kapelaan J. M. Souren dat leidde tot de oprichting van deze Boerenleenbank, de eerste in Limburg, werd uitvoerig belicht. In het juni/juli- nummer werden de ontwikkelingen tot aan de drempel van de twintigste eeuw gevolgd. Kapelaan Souren had intussen zijn werkzaamheden voor de eerste Limburgse coöperatieve bank beëindigd en was in zijn nieuwe standplaats Maas tricht begonnen. Het was echter geen definitief afscheid Deze overplaatsing weerhield hem er echter niet van zich nog vele ja ren actief met 'zijn' bank bezig te houden. En zo gebeurde het dat hij niet als bestuurslid, maar wel als onbezoldigd in specteur van de Eindhovense centrale bank vrijmoedig de leiding van de leden vergaderingen op zich nam. 'Alte Liebe rostet nicht'. Dit gezegde was op de trouw van kapelaan Souren ten opzichte van 'zijn' bank zéker van toepassing. Reeds in 1 902 kon de kapelaan aan de niet ten onrechte trotse aanwezigen vertellen dat de Swalmense bank, volgens een ont vangen verslag van de centrale bank te Eindhoven, van alle aangesloten banken verreweg de beste resultaten boekte. Halve centen i In de praktijk van alle dag bleek al spoe dig dat berekeningen met halve centen vaak tot moeilijkheden leiden. 'Eindhoven' bepaalde daarom dat halve centen zouden worden verwaarloosd. Het kleine nadeel dat daardoor voor sommige leden kon ont staan moesten ze dan maar voor lief ne men. En dat gebeurde dan ook zonder morren. Inspecteur/kapelaan Souren was van de partij toen in Neuwied een standbeeld werd onthuld van burgemeester Raiffei- sen. Daarbij was een internationaal gezel schap aanwezig, dat enige ontroerende ogenblikken meemaakte toen de oude vorst van Neuwied aan de voet van het mo nument een krans legde met het opschrift: 'Meinem Freunde Raiffeisen'. Het bewuste monument is inderdaad groots en beeldt in duidelijke symbolen het zegenrijke werk van Raiffeisen uit. Enige tijd later bleek dat de besturen van de coöperatieve banken in Limburg en Noord-Brabant het niet goed met elkaar eens konden worden over de vraag of ook aan winkeliers en kleine neringdoenden voorschotten verstrekt mochten worden. Ook de centrale bank had blijkbaar nog geen standpunt bepaald. Daarom stelde Souren een motie voor met als inhoud 'dat voor Limburg behouden blijve het zuivere stelsel van burgemeester Raiffeisen, waar voor pleit de ondervinding van vele jaren in vele streken en dat de te nemen maatrege len niet zullen schaden aan de zelfstandig heid der plaatselijke Boerenleenbanken, welke vooral dient behouden te blijven.' Met deze belangrijke motie was iedereen het eens. Hij werd door het bestuur onder tekend en toegezonden aan de Limburg- sche Christelijke Landbouwbond die zit ting had in een commissie welke de Cen trale Bank hierover advies moest geven. De motie boekte overigens geen resultaat. Bedelpastoor Kapelaan Souren deelde in 1911 aan de vergadering mee dat hem de niet geringe taak was opgedragen 'in eene arbeiders buurt van Maastricht eene nieuwe paro chiekerk te stichten.' Hij trad dus nu op als bedelpastoor en nam de gelegenheid te baat om in de vergadering een collecte te houden. De bank deed er nog vijftig gulden bij en dus kon Souren gaan bouwen. Op de buitengewone vergadering van 18 april 1915 waren van de 271 leden 191 aanwezig. Daarop kwam het benoemen van de geestelijke adviseur te berde. De band met de parochiegeestelijkheid werd wat losser door in het huishoudelijk regle ment op te nemen dat het alleen nog maar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'Rabobank' | 1983 | | pagina 26